Archive

Archive for March, 2005

FEM 3-05 Holland niet exciting – Productiviteit in US-EU

De Viktor & Rolf test

Nu voorspelt het Centraal Planbureau (CPB) nog één slecht jaar in 2005, en dan eindelijk het langverwachte herstel in 2006. De economische groei volgend jaar zou kunnen klimmen tot 2 ¼ procent. Maar laten we ons daar niet rijk mee rekenen. Formules om de economische groei te voorspellen gaan uit van zo’n groei van 2-2 ½ procent in elk normaal jaar zonder schokken op het economische systeem. Een voorspelling van 2 ¼ procent voor een jaar dat pas negen maanden in de toekomst gaat beginnen, betekent allen maar dat het CPB nog niet in staat is om rekening te houden met specifieke mee- en tegenvallers die belangrijk zijn voor de groei in dat toekomstige jaar.

De bottom line is dat er na vijf magere jaren in 2006 – voorzover nu valt te overzien – op z’n best een gemiddeld jaar volgt, en misschien zelfs dat nog niet eens als de olieprijs hoog blijft en de Euro nog sterker wordt. De veerkracht is helemaal verdwenen uit de Nederlandse economie. Dat blijkt het duidelijkst uit de rampzalige cijfers voor de investeringen van de bedrijven. In Nederland – en in een aantal andere Euro-landen – zijn die nog steeds vér onder de top van 2000 (bij ons 12% onder de piek). In de Verenigde Staten zijn de investeringen dit jaar daarentegen 11 procent boven de piek van 2000, met als gevolg dat Amerika een kwart op ons heeft gewonnen en naar verhouding nu meer investeert dan Nederland terwijl dat vroeger andersom was. De efficiency van de investeringen was per dollar altijd al een stuk hoger in Amerika dan in West-Europa, en dus staan de VS nu voorgesorteerd voor een duurzaam hogere groei dan de Eurozone.

In de Euro-zone zijn de investeringen gedaald van 22 procent van de economie naar 19 procent. De krimp duurt nu al vier jaar – uitzonderlijk lang en een signaal van een structurele verandering in de Europese economie. Terwijl de investeringen dalen in de oude EU-staten, kan de nieuwe lidstaat Slowakijke pochen op investeringen in de omvang van 35 procent van de economie.

Europese ondernemingen gaan een groot deel van hun industriele investeringen richten op de nieuwe EU-staten en op dynamische economieen in Azie. De beste vergelijking is met Manhattan in de Verenigde Staten of met Hong Kong in China. In New York City is de textiel-industrie verdwenen, maar de mode-ontwerpers blijven een voorkeur houden voor de grote stad. In Hong Kong worden ook geen overhemden meer genaaid, maar daarvoor in de plaats is er nu veel meer werk in de service-industrie. Dat Nederland niet mag produceren voor de beroemdste Nederlandse modeontwerpers, Viktor en Rolf, is niet erg, zolang Amsterdam maar aantrekkelijk is voor de bijpassende reclame, p.r. en financiering.

“Exciting” is een woord dat veel wordt gebruikt voor Manhattan of Hong Kong. De regering in het stijvere Singapore doet alle mogelijke pogingen om dat etiket ook dáár van toepassing te maken, omdat een grote stad spannend moet zijn om alle ontwerpers en andere creatieve dienstverleners aan boord te houden. Helaas is Nederland de laatste tijd vooral exciting omdat er politieke moorden worden gepleegd en geraamd. Een gezonde opwinding moet terugkomen in Nederland, zodat onze delta kan overleven op dezelfde manier als het dure Manhattan, het dure Hong Kong en het dure Singapore. Dat heeft niets van doen met loonmatiging (de mantra van het kabinet) of met minder sparen door de burgers (het laatste idee van De Nederlandsche Bank). “Exciting Holland” vraagt om een ander recept:
Een revolutie in de woningcorporaties zodat de corruptie verdwijnt en de steden de mensen kunnen behouden die ze het meest nodig hebben: de creatieve klasse;
Een gekozen burgemeester die wordt afgerekend op de criminaliteit en daarom grote bevoegdheden heeft over de politie;
Een lokale salarisschaal bij de politie, het onderwijs en de gezondheidszorg, zodat instellingen in de grote stad kunnen concurreren om goed personeel.

Dat is nog niet genoeg, maar ik schets de richting waarin grote steden kunnen overleven ondanks het vertrek van de industrie. De cijfers over de investeringen van de bedrijven zijn in Nederland zó slecht dat we er niet uitkomen met een beetje meer loonmatigen of een beetje meer sparen of een beetje gekozen burgemeester. Pas wanneer geemigreerde creatieve sterren als Viktor en Rolf voor een deel terugkomen en een kantoor openen in hun studiestad Arnhem of in Amsterdam, weten we dat Nederland weer op de goede weg is.

Leren van Amerika?

Wie dit leest zal geen probleem hebben om op economisch gebied het nodige op te steken in Amerika. Abonnees op FEM Business hebben economie of bedrijfskunde gestudeerd uit Amerikaanse boeken, daarna wellicht een MBA gehaald – een academische titel die zelfs de Fransen niet hebben durven vertalen als maitre des connaissances d’entreprise maar die ook in Parijs bekend staat onder de Amerikaanse afkorting master of business administration – en de meeste FEM Business lezers hebben te maken met Amerikaanse concurrenten, klanten of leveranciers.

Met zo’n internationale training is het niet moeilijk om de Cotes du Rhone wijn op te pikken in Frankrijk, het Hugo Boss kostuum in Duitsland en de beste management theorieen uit Amerika. Voor politici is dat moeilijker. Ze moeten rekening houden met emoties bij de kiezers die weigeren te luisteren naar verstandige ideeen wanneer die uit het foute land komen. Zolang 80 procent van de Nederlandse kiezers een hekel heeft aan President Bush, blijft het praktisch onmogelijk voor Nederlandse politici om naar Amerika te wijzen als gidsland op economisch gebied.

In een nieuw boek “The Power of Productivity” schrijft Bill Lewis, hoofd van het McKinsey Institute over de grote verschillen in efficiency tussen Amerika en vijf Europese landen. Hij noemt drie landen in Europa die kennelijk moeite hebben om goede ideeen over te nemen uit Amerika, en Nederland is één van de drie. “As we conducted our country studies of Germany, France and the Netherlands, we were surprised by the misunderstandings in the public economic debate. Sweden and the United Kingdom were considerably better…”

Bill Lewis suggereert dat Europeanen het zo moeilijk vinden om lessen te leren in Amerika vanwege gekrenkte trots. In twee Wereldoorlogen hebben Amerikaanse soldaten een Europese broedertwist moeten slechten. Europese tieners kijken liever naar Amerikaanse films dan naar gesubsidieerde films van eigen bodem. Amerika richt zich steeds meer op Azie en minder op Europa. Het oude continent voelt zich miskend door de nieuwe wereld.

Het is interessant om te speculeren waarom Engeland meer open staat voor Amerikaanse economische ideeen. Lewis noemt Margaret Thatcher als een Europese premier die er in slaagde om economische denkbeelden duidelijk te vertalen naar de kiezers. Hij memoreert haar succesvolle strijd tegen de vakbond van de mijnwerkers als voorbeeld van economische educatie. Premier Thatcher slaagde waar haar voorgangers Heath en Wilson hadden gefaald, namelijk om de kiezers uit te leggen dat de vakbond actie voerde tegen het algemeen belang. Nu is de wet veranderd en kunnen stakingen in Engeland niet veel kwaad meer doen.

Premier Balkenende is geen Thatcher. Alle suggesties om het Innovatie-platform, waar hij voorzitter van is, maar op te heffen, komen voort uit pessimisme over zijn pogingen om productiviteit en technologie duidelijk voor de kiezers onder woorden te brengen. Balkenende’s strategie van loonmatiging in combinatie met harmonie tussen regering, werkgevers en vakbonden, is 180 graden verschillend van het beleid in Amerika en maakt Nederland nog eens extra doof voor signalen uit de Verenigde Staten. Als Nederland wél open zou staan voor lessen uit een land dat 30 procent rijker is, gemiddeld veel hogere salarissen betaalt en minder werklozen heeft, wat zouden we dan kunnen leren van President Bush en zijn team? Vooral dit:

Alle kiezers zijn consumenten, en dat geeft hen een belang bij concurrentie, economische vrijheid en lage belastingen. Bovendien blijken concurrentie, vrijheid en lage belastingen ook een goed recept voor werkgelegenheid en dat is belangrijk voor diezelfde kiezers voorzover ze een baan hebben. De overheid heeft daarbij tot taak om burgers te beschermen tegen roofzucht van kartels of machtspolitiek van vakbonden.

Zo’n politieke opstelling is radikaal anders dan de overleg-strategie van een Nederlands kabinet, en economisch veel logischer dan de veronderstelling dat vakbonden en werkgevers meewerken aan het algemeen belang. Een Amerikaanse regering zou nooit toestaan dat één vergadering van pensioenfonds PGGM onder leiding van PvdA-politicus Alders bijna een miljoen werknemers in feite dwingt om vervroegd met pensioen te blijven gaan – of een dief te zijn van eigen portemonnee. Waarom zou zo’n besluit verplicht moeten gelden voor honderden verschillende instellingen en werkgevers in het hele land?

Nederland kan economisch zo veel leren van Amerika, maar het lukt niet. Emoties over President Bush bij de kiezers verhinderen de Nederlandse politici om positief te zijn over Amerika . En bovendien maakt de economische filosofie van Balkenende – bezuinigen en overleggen – blind voor de machtspositie van VNO-NCW, de grote pensioenfondsen en de vakbonden. Terwijl een klein land juist extra open zou moeten staan voor invloeden van buiten, vindt McKinsey-expert Lewis het Nederlandse debat slecht geinformeerd. Geen wonder, maar wel erg jammer, dat vorig jaar 40 duizend mensen genoeg hadden van Nederland en emigreerden.

Categories: Uncategorized