Archive

Archive for August, 2005

FEM 8-05 Personeelsbeleid overheid – Duisenberg – Amsterdam zakt af

Personeelsbeleid

In “The Economist” adverteert de Britse overheid voor een Secretaris-Generaal voor het Ministerie van Milieu. Salarissen in Londen zijn aanzienlijk hoger dan in Den Haag, zodat de keus aan geinteresseerde kandidaten ook breder is dan in Nederland. De eisen voor de functie staan in de advertentie: bestuurlijke ervaring op het niveau RvB, communicatieve vaardigheden voor werk in binnen- en buitenland, en “a keen interest in and understanding of the Department’s work and how it can improve the lives of everyone in Britain.”

Ongetwijfeld is de Nederlandse Secretaris-Generaal voor Milieu, Marjanne Sint, een voortreffelijk ambtenares, maar ze is nooit gemeten aan de meetlat die in Engeland wordt aangelegd. Marjanne Sint was de succesvolle uitgeefster van het weekblad Intermediair, werd voorzitter van de PvdA en werd daar onhoudbaar vanwege een conflict met Wim Kok. Toen ging voor haar de nooduitgang open naar het openbaar bestuur – eerst bij de gemeente Amsterdam en daarna bij het Ministerie van VROM. Dat loste een probleem op bij de PvdA, maar verhinderde deskundige en ervaren kandidaten om mee te dingen naar die functie. Zo kwam ook Arthur Docters van Leeuwen aan zijn baan bij de AFM (minister wilde hem snel weg hebben) en werd een topambtenaar van Onderwijs voorzitter van de Open Universiteit (ruzie met minister Ritzen). Niet de beste kandidaat na een open procedure, maar degene die het meest dringend weg moest bij de vorige politieke baas.

Hoe gesloten het systeem in Nederland is, kan iedereen zelf constateren op de website http://www.werkenbijdeoverheid.nl/ . Er staat op dit moment geen enkele vacature open bij het Rijk met een salaris van meer dan 8000 Euro per maand, en slechts één baan voor een salaris tussen 7000 en 8000 Euro. Lezers van “The Economist” kunnen gemakkelijk vergelijken: Engeland, Nieuw-Zeeland, Australie en Canada adverteren regelmatig in het weekblad voor topfunkties bij de Centrale Bank en bij de Overheid; Nederland nooit.

Kamerlid Frank de Grave (defensie-specialist) verveelt zich als vice-voorzitter van de VVD-fractie – voila, hij wordt voorzitter van het orgaan dat alle tarieven vaststelt in de gezondheidszorg. Ex-kamerlid Hans Hillen (nog een defensie-kenner) zit thuis; vooruit, hij wordt voorzitter van het orgaan dat de ziekenfondsen controleert. Joan Leemhuis-Stout is werkeloos, omdat ze na een schandaal moest aftreden als Commissaris van de Koningin. Zij wordt geschoven in de vacature voor een voorzitter voor alle ziekenhuizen.

Door zulke benoemingen kunnen de grote politieke partijen vlot hun outplacement regelen of hun ereschulden aflossen, en de ministers in Den Haag krijgen teamspelers in maatschappelijk middenveld. Wanneer zoveel topfuncties in de gezondheidszorg worden bekleed door trouwe leden van VVD of CDA die zonder kennis van zaken zijn benoemd, kan de minister gemakkelijk een beroep doen op goed overleg en hoeft hij niet bang te zijn voor radikale kritiek – daarvoor is inzicht vereist dat deze politieke figuren niet inbrachten. De politieke partijen zorgen zo ook voor een aanwas van ambitieuze, nieuwe leden, want kennelijk helpt het voor de carriere om lid te zijn van een goedgekeurde partij.

De Grave, Hillen en Leemhuis-Stout zijn samen goed voor veertig miljard Euro. Nederland loopt dus substantiele risico’s dat tien procent van de economie niet goed wordt bestuurd, omdat drie topspelers zijn benoemd zonder relevante kennis van zaken.

Engeland, Australie en Canada hebben een loonniveau dat niet veel verschilt van Nederland. Maar de overheid in die landen voert een open personeelsbeleid en verwart benoemingen voor topfuncties niet met outplacement van politieke partijen. Hard voor politici die zo graag een mooie, nieuwe baan willen, maar beter voor de burgers en eerlijker voor iedereen die misschien wil solliciteren maar niet bereid is om daarvoor eerst lid te worden van een erkende politieke partij.

Wim Duisenberg R.I.P.

In de zomer van 1997 ging ik met een Canadese collega op bezoek bij het Europese Monetaire Instituut in Frankfurt – de voorloper van de Europese Centrale Bank. De grote vraag in die dagen was of Italie mee mocht doen met de Euro. Eerst een gesprek met een afdelingshoofd: “Het verdrag van Maastricht is duidelijk: als het Italiaanse tekort op 3,1 procent uitkomt, moet Italie verder met de lire en kan het niet lid worden van de Euro-zone”. Daarna een onderhoud met een direkteur, in een grotere kamer op een hogere verdieping: “Moeilijk te zeggen, maar we zijn hier heel bezorgd over Italie.” Ten slotte een borrel bij President Wim Duisenberg in zijn hoekkamer op de hoogste verdieping: “Natuurlijk doet Italie mee”.

Duisenberg was het type manager dat heel goed nadenkt over een paar écht belangrijke onderwerpen, maar al het overige delegeert aan medewerkers. Met de geboorte van de Euro werd Duisenberg President van de ECB en kreeg hij een nieuwe uitdaging.. Duisenberg moest zorgen voor een consensus in het bestuur van de ECB, en dat kon alleen slagen wanneer de elf nationale vertegenwoordigers niet vóór vertrek naar Frankfort al hun standpunt openbaar bekend maakten. Zodra de president van de Ierse bank in Dublin op het vliegtuig stapt met de mededeling dat hij in Frankfort zich hard gaat maken voor een hogere rente, omdat de Ierse economie last heeft van inflatie, en tegelijk in Wenen de Oostenrijkse collega verklaart dat zij de rente liever wil verlagen omdat de conjunctuur in Oostenrijk zwak is, kan alle charme van de President in Frankfort niet voorkomen dat de vergadering vastloopt.

Het is de grote verdienste van Duisenberg dat de elf nationale presidenten tijdens zijn bewind iedere maand in stilte vertrokken naar de vergadering in Frankfort en even geruisloos weer terugkeerden naar hun thuisbasis. In feite was de rente ongeveer correct voor het gemiddelde van de elf landen, en dus steeds te laag voor Ierland gezien de lonen en de huizenprijzen in Dublin. Bij de start van de Euro was de rente in de Eurozone ook te laag voor Nederland. Wim Kok en Gerrit Zalm probeerden de verkiezing van mei 2002 voor paars te winnen met een super-royale invoering van de verlaging van de inkomstenbelasting en een hoge stijging van de salarissen bij de overheid. Zes procent hogere salarissen voor de ambtenaren en bijna vijf procent inflatie in 2001 in Nederland pasten niet bij een dalend patroon in de korte rente zoals dat in Frankfort werd afgesproken. Ook voor Spanje en Finland was de rente eigenlijk te laag. Maar Duisenberg moest de koers uitzetten voor elf landen waarin de inflatie gemiddeld slechts 2,4 procent was en de loonstijging ook een heel stuk lager dan in de vier oververhitte Euro-landen. Misschien had zelfs Duisenberg de consensus niet zo perfect kunnen bewaren wanneer vier van de elf landen hadden gekampt met het omgekeerde probleem: een recessie die schreeuwt om een veel lagere rente. Of de ECB zo’n scdenario ook overleeft moet nog blijken.

Duisenberg kreeg bij de ECB iedere maand kritiek van analisten uit Londen dat de Euro een zwakke valuta werd. Al die overbetaalde wijsneuzen hadden beter zichzelf kunen verwijten dat ze roekeloze voorspellingen hadden gedaan voor een sterke wisselkoers van de Euro die niet uitkwamen. De Euro zakte en kwam weer terug, zonder dat Duisenberg daar veel aan kon doen, maar intussen slaagde hij wel in de cruciale taak om de goede onderlinge spelregels door te zetten bij de ECB. Een grote prestatie van een grote Fries.

Amsterdam .. is gebouwd op palen

Het kinderliedje weet het zeker: “Amsterdam, die grote stad, is gebouwd op palen”. Ik hoop dat die palen stevig blijven staan, want de hoofdstad van Nederland is al lelijk weggezakt ten opzichte van de rest van het land. In Europa is de afgang van Amsterdam zelfs uniek. In Frankrijk is de regio Parijs veruit de rijkste regio van het land; Wenen spant de kroon in Oostenrijk, Madrid in Spanje, Stockholm in Zweden en Londen in Engeland. Uit een recent onderzoek van de EU komt naar voren dat in 14 van die 19 landen de provincie met de hoofdstad ook de rijkste provincie is. Alleen in Nederland zijn Amsterdam (en ook Den Haag en Rotterdam) daarentegen armer dan het landelijk gemiddelde. Natuurlijk wonen er in Parijs net zo goed arme immigranten als in Amsterdam, maar Parijs – en dat is het verschil met Nederland – trekt ook een groot aantal huishoudens aan met een heel hoog inkomen.

De vlucht van de hogere inkomens en de professionals uit de grote stad is slecht voor de economie, niet alleen van de stad, maar van heel Nederland. Grote steden moeten immers bloeien als ontmoetingsplaats van artiesten, ondernemers en professionals. De horeca, het culturele leven en de media moeten zich kunnen richten op die drie groepen en dan kan de stad schitteren als vrijplaats voor nieuwe ideeen en innovatieve “design”. De artiesten ontwerpen, de rijken kopen, de ondernemers vermarkten, en de professionals in reclame, media en financiering verkopen hun diensten.

Met 57 procent van de Amsterdamse huizen in achterstandswijken is het lastig voor de afgestudeerden van de Rietveld academie om in dáár hun nieuwe ontwerpen te verkopen. Amsterdam heeft gelukkig nog de grachtengordel, maar in Den Haag en Rotterdam is zelfs het centrum van de stad hard achteruitgegaan met lelijke en goedkope woningen. Dan wordt het moeilijk om het theater, de concertzaal en de restaurants te vullen met yuppen en oudere professionals. Voor onze emigratie naar Maleisie gingen mijn vrouw en ik altijd naar de concerten in De Doelen en al bijna dertig jaar lang voelden we ons daar jong bij. Goed voor ons, maar om een treurige reden: actieve ondernemers en managers van Unilever of Shell gaan haast niet meer naar de concerten en de trouwe bezoekers vergrijzen. In Amsterdam richt de horeca zich in het centrum noodgedwongen al meer op weekenddrinkers uit Engeland en jonge rugzaktoeristen dan op de lokale artiesten, professionals en managers. Waarom zouden Philips, ABNAmro en ING dan nog hun hoofdkantoor in zo’n stad handhaven?

Wij waren in Munchen en de welvaart in het centrum van die stad is al niet meer te vergelijken met Amsterdam. ‘s Avonds blijven niet alleen de toeristen op straat en in de restaurants, maar ook de lokale advocaten, bankiers en ontwerpers. Vorige maand publiceerde de Financial Times een subjectieve lijst van tien succesvolle steden en daar prijkten wel Munchen, Kopenhagen, Zurich, Stockholm, Barcelona en Londen, maar geen enkele stad uit Nederland. Amsterdam is ongeveer 6 procent armer dan het gemiddelde voor Nederland, maar zou 30-50 procent rijker moeten worden dan het Nederlands gemiddelde om weer vergelijkbaar te zijn met andere, meer succesvolle Europese hoofdsteden. Met de grachtengordel, het Rijksmuseum en het Concertgebouw zijn de ingredienten voor een renaissance van Amsterdam aanwezig – royaler zelfs dan in Kopenhagen, Stockholm of Zurich. Amsterdam zou weer een prachtige stad kunnen worden met een rijk uitgaansleven, maar dan moet er eerst veel veranderen. Gelet op de machtsverhoudingen bij de woningcorporaties en de samenstelling van het lokale electoraat is het helaas moeilijk om daar optimistisch over te zijn.

Categories: Uncategorized

Interview HP De Tijd Augustus 2005

achtergrond Alain van der Horst
‘Balkenende, val in je eigen zwaard’
Omdat hij drie maanden minister was voor een ‘foute’ partij gunt niemand hem nog een baan en moest hij het land uit. Volgens Eduard Bomhoff maakt Nederland zichzelf onnodig steeds sjofeler en angstiger. ‘Maar op het langzaam zinkende schip houden de regenten elkaars hand vast.’
Op blote voeten en in een erg korte broek opent de professor de voordeur van zijn huis. Zijn aangehouden rijtjeshuis in Gouda welteverstaan, want eigenlijk woont hij aan de andere kant van de wereld, in Koeala Loempoer. Noodgedwongen. Na zijn korte maar heftige ministerschap voor de LPF bleek in Nederland niemand meer met de internationaal gekende econoom in zee te willen. Eduard Bomhoff (60) en zijn Janneke beschouwen zichzelf dan ook als een soort politieke vluchtelingen. Ze hebben het goed in het verre Maleisië, daar niet van, en ze willen zeker niet zeuren, maar het is en blijft een ballingsoord. Slechts voor even zijn ze terug in het vaderland dat hem de facto uitwees; hun dochter heeft haar doctoraal gehaald, in de culturele antropologie. Ze had een negen.
Bomhoff (“Zeg maar gewoon Eduard, hoor”) was alleszins bereid zich bij die gelegenheid te laten interviewen (“Dan vergeten de mensen me tenminste niet helemáál”). Maar hij stelde wel een onverbiddelijke voorwaarde. De begeleidende foto’s – waarvoor hij niet solo, maar alleen samen met zijn vrouw wilde poseren – moesten per se in Koeala Loempoer worden gemaakt. Aan de rand van hun zwembad bijvoorbeeld, of naast een palmboom. Het werd uiteindelijk onder de Petronas Towers, symbool van de imposante welvaartsgroei van voormalig ontwikkelingsland Maleisië.
Met het uitventen van het goede leven dat ze leiden in een optimistisch land lijken de Bomhoffs een lange neus te willen trekken naar het pessimistische Nederland. “Ik wilde het vooral,” zegt Bomhoff, “omdat we echt heel erg gelukkig zijn daar. Ik heb het liefst, voor zover iemand geïnteresseerd is natuurlijk, dat ze denken: kijk eens aan, hij zit niet te kniezen, maar heeft zijn draai weer helemaal gevonden. En daar speelt mijn echtgenote een heel belangrijke rol bij. We zitten lekker daar.”
Maar als ze dan op zo’n zomerse zaterdagochtend komen aanvliegen, ziet Nederland er vanuit de lucht wel fantastisch uit met al dat water, vinden ze het een heerlijk vooruitzicht om hun twee volwassen kinderen weer eens te zien, en verheugen ze zich erg op een avondje schouwburg in Den Haag, een avondje opera in Amsterdam, een avondje Cirque du Soleil. Alleen valt het eenmaal op de grond een beetje tegen. Het valt Bomhoff op dat de humor is verdwenen uit Nederland, dat er een ‘algehele horkerigheid’ heerst en dat het land er op heel veel plaatsen gewoon niet uitziet. Nou, dat is in Koeala Loempoer dus wel anders.
“Ik zou Nederland een betere toekomst toewensen,” zegt hij. “Ik kan moeilijk verbaasd zijn dat zoveel Nederlanders kwaaie zin hebben nu het al jaren achter elkaar slecht gaat. Terwijl dat in mijn ogen echt niet nodig is. Voor mijn vrouw en mij maakt het niet uit. Wij komen toch niet terug. Nee, dat lijkt me uitgesloten.
“Ik heb wel een beetje leedvermaak als ik Balkenende en Zalm zie stuntelen. Maar bij mij overheerst toch het gevoel dat Nederland het land is waarin onze kinderen groot moeten worden en waarin ik al onze vrienden en kennissen een betere economie en een makkelijker leven gun. Helaas is de kans op een politieke renaissance in 2002 om zeep geholpen, worden uitgerangeerde politici vanuit Den Haag nog steeds op vitale posities in de samenleving geparachuteerd, maakt de bestuurlijke elite de verkeerde strategische keuzes en wordt het land geregeerd door een kabinet dat elk gezag mist om nog iets essentieels voor elkaar te krijgen. Ja, jammer hoor.”
Twee keer heeft het volk heel hard ‘bèèèh’ geroepen, zoals Bomhoff het formuleert. Door op de LPF te stemmen en door de ratificatie van de Europese Grondwet af te wijzen. Toch is er niets veranderd. “Waarschijnlijk is er nog een derde keer zo’n convulsie nodig. Ja, want mevrouw Netelenbos bijvoorbeeld, door het parlement officieel aangemerkt als jokkebrok, is weer gewoon tot burgemeester benoemd. Ze heeft toch een goed wachtgeld? Ze hoefde niet uit de goot te worden gered, of zo. Zo gaat dat in Nederland. Het is een ergerlijk soort Publiksbeschimpfung.
“Mevrouw Leemhuis, die moest aftreden als commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, is voorzitter van de ziekenhuizen. Dat had ’k wel willen worden. Eh… Hans Hillen. Toezichthouder op de ziekenfondsen. Als ze me hadden gevraagd, had ik dat zo willen doen. Hillen is een charmante man, maar een defensiespecialist! Ik kwam hem tegen toen hij net was benoemd. Toen zei hij: ‘Ik moet er eens iets over lezen, want ik weet er niets van.’ N—g een voorbeeld? Loek Hermans, zijn hele leven in het openbaar bestuur gewerkt. Is nu voorzitter van het Midden- en Kleinbedrijf. Toen De Telegraaf hem vroeg: ‘Meneer, wat is uw ervaring in het bedrijfsleven?’ zei hij: ‘Geen, maar ik heb een goed netwerk in de VVD.’ O ja, Frank de Grave. Sneu dat hij geen fractievoorzitter kon worden, dus ook voor hem is iets moois gevonden. Nou, zo kan ik de hele bestuurslaag van Nederland wel afgaan.”
Die politieke cultuur, de ons-kent-ons-mentaliteit, staat hem tegen. Zo komt het nooit tot gezonde concurrentie en afrekenen op resultaat. “De echte discussie zou moeten gaan over het verbeteren van de kwaliteit van de Nederlandse samenleving, hoe je dat doet en waar je dan begint. Balkenende praat alleen maar Zalm na: loonmatigen. Onbegrijpelijk, vind ik. Er worden dagen verspild met gespeelde verontwaardiging over de topsalarissen, terwijl iedereen weet dat ze daar toch niets aan doen. Of als een Belgische minister iets lelijks zegt over Balkenende wordt meteen de ambassadeur ontboden. Had toch gezegd: bij zuidenwind piest Manneke Pis naar het Noorden. Dan was je in ŽŽn keer klaar geweest.
“Kijk, om Van Agt werd ——k gelachen. Er waren misschien wel meer redenen om hem te karikaturiseren dan Balkenende, qua gek haar en rare spraak. Maar er waren allerlei mensen die achter het beleid stonden. Lubbers? Zelfde verhaal. De werkgevers steunden zijn maatregelen en in de academische wereld had hij ook aanhangers. Het treurige van Balkenende is dat de steun all round ontbreekt.”
Bomhoff vindt dat het kabinet had moeten aftreden na het Nederlandse ‘nee’ in het referendum. Bovendien: de economie sukkelt al vijf jaar. “Dat is wel heel erg lang. Maar op het langzaam zinkende schip houden de regenten elkaars hand vast. Ik weet zeker dat ze in Den Haag zeggen: ‘We hebben een communicatieprobleem.’ Zo noemen ze het dan. Want aftreden, dat k‡n toch niet? Dan komen Agnes Kant en Jan Marijnissen aan de macht. Dat is een onzuiver argument en nogal regentesk.
“Natuurlijk, mijn haren zouden ook te berge rijzen als het lot van Nederland in handen komt van Kant en Marijnissen, maar dat is democratie. Als de Nederlandse bevolking die les wil leren, dan moet het maar. Het lastige van ons kiesstelsel is alleen dat uiteindelijk het CDA wel opnieuw zal moeten gaan regeren, want ik zie de PvdA nog niet met de SP en GroenLinks een coalitie vormen. Zalm kan dan wel mooi president van De Nederlandsche Bank worden. En Balkenende zullen ze toch echt ergens ambassadeur moeten maken, of hoofd van een universiteit, of weet ik het wat je doet met zo iemand. Het ziet er allemaal nogal terminaal uit.”
Heeft Bomhoff nog een laatste tip voor premier Balkenende?
“Ja, val in je eigen zwaard.”
Zevenentachtig dagen was Eduard Bomhoff minister van Volksgezondheid en vice-premier. Bij voorbaat was hij er trots op geweest een voetnoot te mogen zijn in het verhaal van ‘Pims mighty force’, zoals hij in zijn afscheidscolumn in NRC Handelsblad schreef aan de vooravond van zijn verrassende entree aan het Binnenhof in de zomer van 2002. Maar na dertig jaar hoger onderwijs, wetenschap, internationaal economisch advieswerk en talloze dwarse opinies in de krant, was de politiek voor Bomhoff niet zomaar een oprisping. De wiskundige die zichzelf tijdens zijn vervangende dienstplicht in Kenia omschoolde tot econoom stapte in 1994 met enig tumult over van de van overheidswege gesubsidieerde Erasmus Universiteit Rotterdam naar het commerci‘le Nyenrode in Breukelen. Reden: hij kreeg het benauwd van zijn gemakzuchtige collega’s die continu vergaderden om hun vier maanden vakantie per jaar veilig te stellen en die het bestonden het niveau van de studies te verlagen toen bleek dat op andere universiteiten meer studenten hun propedeuse haalden. Absurd en kortzichtig, vond hij.
Eigenhandig richtte Bomhoff de eerste en enige concurrent (Nyfer) op van het door hem bekritiseerde CPB (bekend van het ‘doorrekenen’ van de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen).
Na de verkiezingen van ’94 werd Bomhoff – tot eind mei 2002 overigens PvdA-lid – gebeld door Frits Bolkestein. “Frits en ik waren indertijd heel goed; Janneke en ik gingen nog weleens uit met hem en zijn vrouw Femke. Hij zei tegen me: word onmiddellijk lid van de VVD, want we zoeken een minister van Financi‘n. Ik weet, want dat vertelde hij me, dat hij het echt heel moeilijk vond om binnen de VVD een geschikt iemand te vinden. Ik heb bedankt. Toen werd het Zalm, ja.”
Ze zien elkaar niet meer. Bomhoff verwijt Bolkestein angst te zaaien. “Hij zet al zijn talenten in om stemming te maken tegen Turkije en te beweren dat de islam over Europa heenspoelt en zo. Een zwak verhaal, maar hij weet dat er veel stemmers mee te trekken zijn. Ik vind dat niet erg mooi, moet ik eerlijk zeggen.”
Als minister werd Bomhoff, vertelt hij, overladen met complimenten door zo ongeveer iedereen in de zorgsector, ‘Wiegel voorop’. Maar toen hij probeerde een nieuwe baan te vinden, gaf niemand thuis. “Ik heb het echt wel geprobeerd. Ik ben bij drie ziekenfondsen langsgeweest, maar: niks. En heb ik al verteld over mijn bezoek aan meneer Kist van de universiteit van Leiden?”
Via een headhunter kwam Bomhoff daar terecht, wetende dat het vorige college van bestuur hem eerder met etentjes in dure restaurants had proberen te paaien. Maar nu was Kist de baas, en die eiste dat Bomhoff eerst in het openbaar afstand nam van de LPF. “Het was gewoon pesten. Zijn broer heeft voor het Koninklijk Huis gewerkt, dus hij wist best dat hij zich onbehoorlijk gedroeg.” Kist is inmiddels vertrokken, want zijn hart lag toch niet zo bij het werk dat hij deed. “Dat betekent dus dat die universiteit, de grootste werkgever in Leiden, twee jaar is bestuurd door een half ge•nteresseerde amateur die van niets wist. Over al die dingen had ik graag willen nadenken, maar alle deuren gingen voor me dicht. Ze blijven ook dicht. Drie maanden foute partij, h.”
Nee, hij is geen lid meer van de LPF. Hij heeft opgezegd toen hij ging emigreren. ” Maar ik heb er geen lawaai over gemaakt. Dat zou een trap na zijn geweest.”
Contact met collega’s uit het kabinet-Balkenende I heeft hij niet. Een aantal van hen acht hij verantwoordelijk voor zijn ballingschap. Jan Peter Balkenende (CDA) heeft hem ‘gecriminaliseerd’ door te dreigen met zes jaar gevangenis wegens het uit de ministerraad klappen. Gerrit Zalm (VVD) is de ‘verrader’ die Bomhoffs ‘afzetting’, zoals hij het consequent blijft noemen, op zijn geweten heeft. Zalm had de politiek onervaren LPF’ers wijsgemaakt dat het vervangen van twee ministers absoluut niet tot de val van het kabinet zou leiden en hij bovendien geen enkel belang had bij nieuwe verkiezingen; ze trapten met open ogen in de val. En Hilbrand Nawijn, Roelf de Boer en Steven van Eijck (LPF) hebben met hun ‘dommigheid’ en ‘machtswellust’ het kabinet opgeblazen. Herman Heinsbroek en hij dus pertinent niet, al wil het Haagse establishment dat doen geloven. De geschiedenis van de val is na te lezen in het boek Blinde ambitie dat Bomhoff schreef, het ‘enige, uitvoerige en beargumenteerde relaas over die episode’, dat, benadrukt hij, nooit serieus is weerlegd. Dat zegt hem genoeg.
“Met Kerstmis komt er een diner voor iedereen die minister is geweest tijdens Beatrix, en als ik dan aan tafel 34 moet zitten met Nawijn en De Boer, kom ik niet. Of met die Van Eijck, een nare man. Maar goed, het is lang geleden allemaal.”
Dat Nawijn onlangs in het huis van Fortuyn met Vlaams Belang-leider Filip Dewinter een ‘denktank’ heeft opgericht, vindt Bomhoff ‘afschuwelijk’ en een ‘bezoedeling achteraf’.
“Van alle Kamerleden en bewindslieden van de LPF was ik degene die Fortuyn het langst kende. Ik was natuurlijk mee gaan doen vanwege zijn anti-regentenverhaal. Dat had Nederland hard nodig. Nog steeds trouwens. Ook iemand als Mickey Huibregtsen, toen net afgetreden als voorzitter van McKinsey, dus niet de eerste de beste, liep daar warm voor. Vertel ik een groot geheim als ik zeg dat Huibregtsen heel graag minister van Economische Zaken had willen worden?
“Joh, die Pim was natuurlijk helemaal geen diepe denker over de islam. Daar wist hij weinig van. Zijn beeld van de islam bestond uit Marokkaanse jeugdcriminaliteit. Was hij maar eens in Pakistan of India geweest. Maar als hij een keer iets lelijks zei, maakte hij dat met zijn humor weer goed. Bovendien was wat Fortuyn zei in mijn ogen honderd keer minder kwetsend en beledigend dan wat mensen als Paul Scheffer en het bekende Kamerlid Hirsi Ali aan gevaarlijke onzin uitslaan.”
Doordat hij in een islamitisch land woont, is Bomhoff anders gaan denken over de vrijheid van meningsuiting. Die beschouwt hij niet als een absoluut goed. “Ik vind dat moslims het recht hebben in een land te wonen waar met respect over de profeet Mohammed als persoon en over de islam als godsdienst wordt gesproken. Ik zou dan ook willen dat actie ondernomen werd tegen de uitspraken van iemand als Hirsi Ali. Dat kan dus gewoon echt niet. Voorkomen dat groepen in de samenleving angst voor elkaar krijgen, is veel belangrijker dan de vrijheid van meningsuiting. Die moet wat mij betreft worden ingeperkt. Wij hebben ook rare wetgeving in Nederland. Daar staat in dat je in het kader van je beroep zo ongeveer alles mag zeggen. Nou, dan moet de wet maar worden veranderd.
“Helaas is de christelijke elite in Nederland helemaal de kluts kwijt, te beginnen met onze majesteit. Ik was bij de begrafenis van prins Claus. Dat was een welsprekende herinnering aan een hoogstaande man, dus de eulogie was perfect. Maar met godsdienst had het echt helemaal niks te maken. Wat die dominees Ter Linden allemaal doen… Dat is net zoiets als een vegetari‘r die zegt dat hij slager is. En in diezelfde lijn ligt volgens mij dat het volkomen geaccepteerd is om te zeggen dat moslims liberaal en vrijzinnig moeten worden, zodat ze meer op ons gaan lijken. Een soort slappe moslims dus. Dat is een misplaatst advies en nog kwetsend en beledigend ook. Eigenlijk vind ik het een ernstige strategische fout die bijvoorbeeld president Bush nooit gemaakt heeft.”
Hij is bezig met een boek over de islam. Een ‘meerjarenproject’ noemt hij het. “Maar, inshallah, zal het me zeker lukken. De uitgever is, als gevolg van het overweldigende succes van mijn vorige boek, zeer ge•nteresseerd.”
Hij leert veel van de manier waarop het multiculturele Maleisi‘ vorm heeft gekregen. Over godsdienst praat je bijvoorbeeld niet in het openbaar en voor immigranten bestaan duidelijke, harde spelregels. Op de snelweg van Koeala Loempoer naar Singapore, toch een uur of vijf rijden, staan allemaal van die kleine, gecultiveerde boompjes. “Er komen lui uit Indonesi‘ die voor 150 euro per maand in de hitte die boompjes snoeien. Ze weten dat ze niet mogen blijven. Ja, dat is hard, maar ook heel duidelijk. Het resultaat is in elk geval dat de openbare ruimte er veel beter uitziet dan in Nederland en dat je ook niet een tweede generatie krijgt met werkloze ouders en kinderen die hun draai niet kunnen vinden.
“Immigranten nemen een bewuste beslissing. Ze weten dat het heel hard werken is met een zwakke juridische positie, en dat ze na een paar jaar weer weg moeten. Toch komen ze. Veel Nederlanders denken diep in hun hart: was het hier maar een soort Finland, namelijk allemaal blanke mensen en niet zoveel van die donkere. Die gevoelens zijn in Maleisi‘ dus totaal afwezig. De Maleisi‘rs zijn blij dat al die Indonesi‘rs komen, want ze hebben zelf helemaal geen zin om in de hitte wegen aan te leggen.”
Bomhoff mag dan politicus in ruste zijn, als econoom voelt hij zich gerechtigd te analyseren wat er mis is met Nederland. Hij stelt vast dat het recept dat het kabinet voorschrijft tegen de malaise – loonmatiging – niet werkt. “De welvaart in Nederland neemt af. Dat is echt uniek, dat een land er slechter op wordt. We zijn nu in Europa afgezakt tot de middenmoot, terwijl we een jaar of vijf, zes geleden met Denemarken en Luxemburg bovenaan zaten. Het is hier in vier jaar tijd per hoofd van de bevolking achteruit gegaan, dat laten de cijfers zien. Alle andere landen in Europa zijn op zijn minst iets welvarender dan Nederland, ook Itali‘ en Frankrijk. Wij zijn het enige land dat dit overkomt en dus ligt het aan onszelf.
“Ik vind loonmatiging een totaal verkeerd recept gezien de diagnose. Zelfs als je dit het enige politiek haalbare recept vindt, en niet ingrijpt bij onbekwaam bestuurde organen, als je de veiligheid laat zitten, niet durft te beginnen aan gekozen burgemeesters, zelfs dan moet je toegeven dat het niet helpt.”
Het is simpel: goedkoper dan bijvoorbeeld de Polen, de Esten en de Turken worden Nederlanders nooit en dat moeten ze vooral ook niet willen worden. Er is maar ŽŽn oplossing: kwaliteitsverbetering. “Als je naar de cijfers kijkt, dan zie je dat het verschil met andere Europese landen niet is dat de lonen daar allemaal zoveel hoger zijn, maar dat bijvoorbeeld niet bijna iedereen in de stad in een huis van corrupte en ondemocratische woningcorporaties woont. Ik was een keer in Helsinki, een plaats die ongeveer even groot is als Amsterdam. Ik vroeg: ‘Hebben jullie ook van die woningcorporaties?’ ‘Ja,’ zeiden ze, ‘voor mensen die net uit de gevangenis komen.’ Maar dus niet voor zestig procent van de bevolking van zo’n stad.
“Als in het centrum van Den Haag wat meer welgestelden zouden wonen, zag het op een na belangrijkste plein van de stad, bij het stadhuis, er niet zo slonzig en vies uit. Dus moet je tegen uitkeringstrekkers en arme mensen zeggen: ‘Luister eens, stap maar in metro of trein als je in het centrum wilt zijn, want dat gaan we in de eerste plaats vullen met artiesten en welgestelden.’ Wat Zalm en de rest ook zeggen, het is gewoon niet waar dat de lonen hier hoger zijn dan in Stockholm of Kopenhagen. Het is wel waar dat hier in de grote steden de mooiste locaties worden opgeslorpt door sociale woningbouw met uitkeringstrekkers erin. De steden worden er armetierig en sjofel van. En wij maar roepen dat Amsterdam zoveel minder saai is dan ZŸrich. Ja, maar de partners van internationale managers wonen dan toch liever in het saaie ZŸrich.”
Bomhoff zou willen dat in Nederland niet langer hooghartig wordt neergekeken op de lijn die een land als Zwitserland heeft gekozen. “In de zomer werken daar veel obers uit Portugal, die ’s winters weer naar huis werden gestuurd. Een schande vonden we dat, zo ego•stisch. Maar die obers waren niet verplicht te komen. En Zwitserland is een heel stuk rijker dan Nederland, het ziet er beter uit, de lonen zijn hoger en de malaise die hier heerst, heerst daar dus niet. “
De scholen, het openbaar vervoer, de politie, de woningmarkt, noem maar op, zijn daar zoveel beter, dat het bedrijfsleven zonder problemen overleeft ondanks hogere loonkosten.
“Ik las een keer een interview met een Zwitser die een industrieel bedrijfje had. Dat zal wel moeilijk zijn, zeiden ze tegen hem, want wat jij doet, kunnen ze in China en Korea ook, maar dan veel goedkoper. Toen zei die man: ‘Ik maak apparatuur voor tandartsen. Als u in zo’n stoel ligt en die sterke lamp gaat aan, dan heeft u liever dat er Made in Switzerland op staat dan China Prison Industries.’ Kijk, d‡t is de houding. Maar iets leren van andere landen is natuurlijk heel moeilijk voor de regerende elites in Nederland. Die blijven tegen beter weten in geloven in het poldermodel en de SER en laten ons liever afzakken tot een bedenkelijk niveau.”
Je kunt, zegt Bomhoff, beter arm en gelukkig zijn in Nederland dan in booming Azi‘. Maar heb je veel ambitie, dan geldt het omgekeerde. “Als Chinese ouders in bijvoorbeeld HongKong een Rolls Royce zien rijden, zeggen ze tegen hun kind: ‘Doe je best op school, werk hard, dan heb jij later misschien ook zo’n auto.’ Nederlandse ouders zeggen: ‘Er zal wel een fascist in zitten. Of een onroerend-goedmagnaat.’ Dat zijn culturele attitudes, weet ik. Maar die worden gevoed door onze inkomensverdeling, door al die sociale vangnetten, door ons belastingstelsel, enzovoort.”
Hij heeft makkelijk praten, dat realiseert Bomhoff zich ook wel. Hij kan zichzelf redden, is gezond, heeft een goed inkomen. In Koeala Loempoer verdient hij ongeveer evenveel als een hoogleraar en decaan in Nederland, alleen betaalt hij maar 28 procent belasting. Dat scheelt. En voor ze naar Nederland vlogen, lieten de Bomhoffs, om goed te kunnen slapen onderweg, hun voeten masseren. Voor een uur knijpen en kneden door twee gediplomeerde professionals waren ze de man acht euro kwijt.
“Onlangs ben ik ook in dienst gekomen van de universiteit van Nottingham; die hebben een dependance in Maleisi‘. In mijn contract staat gewoon: als je het eerste half jaar ziek wordt, dan betalen we een week ziektegeld en daarna is het jouw probleem. Pas als ik een paar jaar voor ze werk, wordt mijn salaris doorbetaald als ik langdurig ziek ben. Nederland zou natuurlijk iets dergelijks moeten durven zeggen tegen de immigranten, ook tegen de Polen die kennelijk massaal komen. Zo van: ‘Luister, u begrijpt wel dat als u hier met uw vrouw en zes kinderen komt, dat we dan niet meteen de deur openzetten van de huursubsidie, de WW, de WAO, de AOW, de bijstand en al die andere dingen. U moet eerst uw bijdrage leveren aan de samenleving hier. Dat is toch niet raar? Daar kwets je niemand mee. En als ze vervolgens zeggen: ‘Dan is het niet de moeite waard om naar Nederland te komen,’ zeg je: ‘Prima, even goeie vrienden.’ Zulke maatregelen zouden helpen, maar in plaats daarvan wordt gekozen voor kwetsende woorden en bangmakerij. Onbegrijpelijk.”
Ook typisch Nederlands, maar dan wel sympathiek, vond Bomhoff de vanzelfsprekendheid waarmee veel geld werd ingezameld voor de slachtoffers van de tsunami. “Al denk ik dat weinig gulle gevers beseffen dat een land als Thailand een stuk rijker is dan Nederland in 1953, bij onze watersnoodramp. Het gaat hard, hoor. Maleisi‘ heeft nu ongeveer het welvaartsniveau van Nederland in 1960. Maar de wegen, de steden, het vliegveld, alles ziet er veel beter en fraaier uit dan bij ons.
“Begin jaren zestig begonnen w’j de sociale welvaartsstaat in te voeren, met al die ruimhartige voorzieningen die nu voor een deel zouden moeten worden afgeschoten om het vol te houden. In Maleisi‘ bekommert de overheid zich om wegenbouw, onderwijs, de kwaliteit van de ziekenhuizen. De grote vraag is of ze nu ook zo’n verzorgingsstaat gaan invoeren of niet. Het valt me in elk geval op dat je er in de publieke discussie helemaal niets over hoort en ik zie ook nog geen politieke druk ontstaan. De beleidsmakers daar zien ook wel dat alles in Australi‘, Engeland en Amerika, met lagere belastingen en minder sociale voorzieningen, beter gaat dan bij ons. Voeren ze geen verzorgingsstaat in, dan halen ze ons echt helemaal aan alle kanten in. Wie daar geboren wordt, heeft een beter toekomstperspectief dan wie bij ons geboren wordt.”
Bomhoff buigt zich voorover onder het zonnescherm in zijn Goudse achtertuin, neemt een flinke slok van zijn bijna kleurloze thee en zegt dan met een vilein lachje: “Nu moet ik oppassen. Ik begin net zo te praten als Balkenende. We-zijn-niet-op-de-goede-weg… Nou, inderdaad! Maar er is altijd hoop, laat ik dat dan ook nog zeggen. Door mijn veelvuldige verblijf in het buitenland weet ik bijvoorbeeld dat als je naar een dure woninginrichtingzaak gaat, waar ook ter wereld, ze altijd Brabantia-pleeborstels verkopen. Daar zijn we als Nederland heel competitief in, in pleeborstels. “

Categories: Uncategorized