FEM 8-05 Personeelsbeleid overheid – Duisenberg – Amsterdam zakt af
Personeelsbeleid
In “The Economist” adverteert de Britse overheid voor een Secretaris-Generaal voor het Ministerie van Milieu. Salarissen in Londen zijn aanzienlijk hoger dan in Den Haag, zodat de keus aan geinteresseerde kandidaten ook breder is dan in Nederland. De eisen voor de functie staan in de advertentie: bestuurlijke ervaring op het niveau RvB, communicatieve vaardigheden voor werk in binnen- en buitenland, en “a keen interest in and understanding of the Department’s work and how it can improve the lives of everyone in Britain.”
Ongetwijfeld is de Nederlandse Secretaris-Generaal voor Milieu, Marjanne Sint, een voortreffelijk ambtenares, maar ze is nooit gemeten aan de meetlat die in Engeland wordt aangelegd. Marjanne Sint was de succesvolle uitgeefster van het weekblad Intermediair, werd voorzitter van de PvdA en werd daar onhoudbaar vanwege een conflict met Wim Kok. Toen ging voor haar de nooduitgang open naar het openbaar bestuur – eerst bij de gemeente Amsterdam en daarna bij het Ministerie van VROM. Dat loste een probleem op bij de PvdA, maar verhinderde deskundige en ervaren kandidaten om mee te dingen naar die functie. Zo kwam ook Arthur Docters van Leeuwen aan zijn baan bij de AFM (minister wilde hem snel weg hebben) en werd een topambtenaar van Onderwijs voorzitter van de Open Universiteit (ruzie met minister Ritzen). Niet de beste kandidaat na een open procedure, maar degene die het meest dringend weg moest bij de vorige politieke baas.
Hoe gesloten het systeem in Nederland is, kan iedereen zelf constateren op de website http://www.werkenbijdeoverheid.nl/ . Er staat op dit moment geen enkele vacature open bij het Rijk met een salaris van meer dan 8000 Euro per maand, en slechts één baan voor een salaris tussen 7000 en 8000 Euro. Lezers van “The Economist” kunnen gemakkelijk vergelijken: Engeland, Nieuw-Zeeland, Australie en Canada adverteren regelmatig in het weekblad voor topfunkties bij de Centrale Bank en bij de Overheid; Nederland nooit.
Kamerlid Frank de Grave (defensie-specialist) verveelt zich als vice-voorzitter van de VVD-fractie – voila, hij wordt voorzitter van het orgaan dat alle tarieven vaststelt in de gezondheidszorg. Ex-kamerlid Hans Hillen (nog een defensie-kenner) zit thuis; vooruit, hij wordt voorzitter van het orgaan dat de ziekenfondsen controleert. Joan Leemhuis-Stout is werkeloos, omdat ze na een schandaal moest aftreden als Commissaris van de Koningin. Zij wordt geschoven in de vacature voor een voorzitter voor alle ziekenhuizen.
Door zulke benoemingen kunnen de grote politieke partijen vlot hun outplacement regelen of hun ereschulden aflossen, en de ministers in Den Haag krijgen teamspelers in maatschappelijk middenveld. Wanneer zoveel topfuncties in de gezondheidszorg worden bekleed door trouwe leden van VVD of CDA die zonder kennis van zaken zijn benoemd, kan de minister gemakkelijk een beroep doen op goed overleg en hoeft hij niet bang te zijn voor radikale kritiek – daarvoor is inzicht vereist dat deze politieke figuren niet inbrachten. De politieke partijen zorgen zo ook voor een aanwas van ambitieuze, nieuwe leden, want kennelijk helpt het voor de carriere om lid te zijn van een goedgekeurde partij.
De Grave, Hillen en Leemhuis-Stout zijn samen goed voor veertig miljard Euro. Nederland loopt dus substantiele risico’s dat tien procent van de economie niet goed wordt bestuurd, omdat drie topspelers zijn benoemd zonder relevante kennis van zaken.
Engeland, Australie en Canada hebben een loonniveau dat niet veel verschilt van Nederland. Maar de overheid in die landen voert een open personeelsbeleid en verwart benoemingen voor topfuncties niet met outplacement van politieke partijen. Hard voor politici die zo graag een mooie, nieuwe baan willen, maar beter voor de burgers en eerlijker voor iedereen die misschien wil solliciteren maar niet bereid is om daarvoor eerst lid te worden van een erkende politieke partij.
Wim Duisenberg R.I.P.
In de zomer van 1997 ging ik met een Canadese collega op bezoek bij het Europese Monetaire Instituut in Frankfurt – de voorloper van de Europese Centrale Bank. De grote vraag in die dagen was of Italie mee mocht doen met de Euro. Eerst een gesprek met een afdelingshoofd: “Het verdrag van Maastricht is duidelijk: als het Italiaanse tekort op 3,1 procent uitkomt, moet Italie verder met de lire en kan het niet lid worden van de Euro-zone”. Daarna een onderhoud met een direkteur, in een grotere kamer op een hogere verdieping: “Moeilijk te zeggen, maar we zijn hier heel bezorgd over Italie.” Ten slotte een borrel bij President Wim Duisenberg in zijn hoekkamer op de hoogste verdieping: “Natuurlijk doet Italie mee”.
Duisenberg was het type manager dat heel goed nadenkt over een paar écht belangrijke onderwerpen, maar al het overige delegeert aan medewerkers. Met de geboorte van de Euro werd Duisenberg President van de ECB en kreeg hij een nieuwe uitdaging.. Duisenberg moest zorgen voor een consensus in het bestuur van de ECB, en dat kon alleen slagen wanneer de elf nationale vertegenwoordigers niet vóór vertrek naar Frankfort al hun standpunt openbaar bekend maakten. Zodra de president van de Ierse bank in Dublin op het vliegtuig stapt met de mededeling dat hij in Frankfort zich hard gaat maken voor een hogere rente, omdat de Ierse economie last heeft van inflatie, en tegelijk in Wenen de Oostenrijkse collega verklaart dat zij de rente liever wil verlagen omdat de conjunctuur in Oostenrijk zwak is, kan alle charme van de President in Frankfort niet voorkomen dat de vergadering vastloopt.
Het is de grote verdienste van Duisenberg dat de elf nationale presidenten tijdens zijn bewind iedere maand in stilte vertrokken naar de vergadering in Frankfort en even geruisloos weer terugkeerden naar hun thuisbasis. In feite was de rente ongeveer correct voor het gemiddelde van de elf landen, en dus steeds te laag voor Ierland gezien de lonen en de huizenprijzen in Dublin. Bij de start van de Euro was de rente in de Eurozone ook te laag voor Nederland. Wim Kok en Gerrit Zalm probeerden de verkiezing van mei 2002 voor paars te winnen met een super-royale invoering van de verlaging van de inkomstenbelasting en een hoge stijging van de salarissen bij de overheid. Zes procent hogere salarissen voor de ambtenaren en bijna vijf procent inflatie in 2001 in Nederland pasten niet bij een dalend patroon in de korte rente zoals dat in Frankfort werd afgesproken. Ook voor Spanje en Finland was de rente eigenlijk te laag. Maar Duisenberg moest de koers uitzetten voor elf landen waarin de inflatie gemiddeld slechts 2,4 procent was en de loonstijging ook een heel stuk lager dan in de vier oververhitte Euro-landen. Misschien had zelfs Duisenberg de consensus niet zo perfect kunnen bewaren wanneer vier van de elf landen hadden gekampt met het omgekeerde probleem: een recessie die schreeuwt om een veel lagere rente. Of de ECB zo’n scdenario ook overleeft moet nog blijken.
Duisenberg kreeg bij de ECB iedere maand kritiek van analisten uit Londen dat de Euro een zwakke valuta werd. Al die overbetaalde wijsneuzen hadden beter zichzelf kunen verwijten dat ze roekeloze voorspellingen hadden gedaan voor een sterke wisselkoers van de Euro die niet uitkwamen. De Euro zakte en kwam weer terug, zonder dat Duisenberg daar veel aan kon doen, maar intussen slaagde hij wel in de cruciale taak om de goede onderlinge spelregels door te zetten bij de ECB. Een grote prestatie van een grote Fries.
Amsterdam .. is gebouwd op palen
Het kinderliedje weet het zeker: “Amsterdam, die grote stad, is gebouwd op palen”. Ik hoop dat die palen stevig blijven staan, want de hoofdstad van Nederland is al lelijk weggezakt ten opzichte van de rest van het land. In Europa is de afgang van Amsterdam zelfs uniek. In Frankrijk is de regio Parijs veruit de rijkste regio van het land; Wenen spant de kroon in Oostenrijk, Madrid in Spanje, Stockholm in Zweden en Londen in Engeland. Uit een recent onderzoek van de EU komt naar voren dat in 14 van die 19 landen de provincie met de hoofdstad ook de rijkste provincie is. Alleen in Nederland zijn Amsterdam (en ook Den Haag en Rotterdam) daarentegen armer dan het landelijk gemiddelde. Natuurlijk wonen er in Parijs net zo goed arme immigranten als in Amsterdam, maar Parijs – en dat is het verschil met Nederland – trekt ook een groot aantal huishoudens aan met een heel hoog inkomen.
De vlucht van de hogere inkomens en de professionals uit de grote stad is slecht voor de economie, niet alleen van de stad, maar van heel Nederland. Grote steden moeten immers bloeien als ontmoetingsplaats van artiesten, ondernemers en professionals. De horeca, het culturele leven en de media moeten zich kunnen richten op die drie groepen en dan kan de stad schitteren als vrijplaats voor nieuwe ideeen en innovatieve “design”. De artiesten ontwerpen, de rijken kopen, de ondernemers vermarkten, en de professionals in reclame, media en financiering verkopen hun diensten.
Met 57 procent van de Amsterdamse huizen in achterstandswijken is het lastig voor de afgestudeerden van de Rietveld academie om in dáár hun nieuwe ontwerpen te verkopen. Amsterdam heeft gelukkig nog de grachtengordel, maar in Den Haag en Rotterdam is zelfs het centrum van de stad hard achteruitgegaan met lelijke en goedkope woningen. Dan wordt het moeilijk om het theater, de concertzaal en de restaurants te vullen met yuppen en oudere professionals. Voor onze emigratie naar Maleisie gingen mijn vrouw en ik altijd naar de concerten in De Doelen en al bijna dertig jaar lang voelden we ons daar jong bij. Goed voor ons, maar om een treurige reden: actieve ondernemers en managers van Unilever of Shell gaan haast niet meer naar de concerten en de trouwe bezoekers vergrijzen. In Amsterdam richt de horeca zich in het centrum noodgedwongen al meer op weekenddrinkers uit Engeland en jonge rugzaktoeristen dan op de lokale artiesten, professionals en managers. Waarom zouden Philips, ABNAmro en ING dan nog hun hoofdkantoor in zo’n stad handhaven?
Wij waren in Munchen en de welvaart in het centrum van die stad is al niet meer te vergelijken met Amsterdam. ‘s Avonds blijven niet alleen de toeristen op straat en in de restaurants, maar ook de lokale advocaten, bankiers en ontwerpers. Vorige maand publiceerde de Financial Times een subjectieve lijst van tien succesvolle steden en daar prijkten wel Munchen, Kopenhagen, Zurich, Stockholm, Barcelona en Londen, maar geen enkele stad uit Nederland. Amsterdam is ongeveer 6 procent armer dan het gemiddelde voor Nederland, maar zou 30-50 procent rijker moeten worden dan het Nederlands gemiddelde om weer vergelijkbaar te zijn met andere, meer succesvolle Europese hoofdsteden. Met de grachtengordel, het Rijksmuseum en het Concertgebouw zijn de ingredienten voor een renaissance van Amsterdam aanwezig – royaler zelfs dan in Kopenhagen, Stockholm of Zurich. Amsterdam zou weer een prachtige stad kunnen worden met een rijk uitgaansleven, maar dan moet er eerst veel veranderen. Gelet op de machtsverhoudingen bij de woningcorporaties en de samenstelling van het lokale electoraat is het helaas moeilijk om daar optimistisch over te zijn.