Categories: Uncategorized

Categories: Uncategorized

Geheimen uit het kabinet

November 25, 2015 Leave a comment
Categories: Uncategorized

Vijf jaar na de moord – NRCHandelsblad 5 mei 2007

Vijf jaar na de moord

Pim Fortuyn is absoluut niet vergeten. Iedere keer als ik in Nederland kom, zeggen mensen hoe ze hem missen. Voor een groot deel is dat heimwee naar een flamboyante toneelpersoonlijkheid. Fortuyn kon een gehoor meeslepen met zijn indringende stijl. Wat hij zei was niet zo subtiel, maar het klonk alsof Professor Pim er lang op had gestudeerd. En hij stond voor zijn uitspraken. Een groot deel van Nederland kreeg maar geen genoeg van Fortuyn omdat ze nog nooit zo’n elegante standwerker hadden gezien. Meer dan anderhalf miljoen Nederlanders stemden postuum op hem in Mei 2002 – vaak hun eerste gang naar het stemlokaal.

Fortuyn is nu vijf jaar dood; wat blijft van zijn ideeen? Zijn campagne tegen de regenten veroorzaakte de onmiddellijke afgang van Ad Melkert en Hans Dijkstal, twee lijsttrekkers van grote partijen, maar had geen blijvend effekt. Nederland blijft het enige land in Europa waar de minister van Binnenlandse Zaken de burgemeesters selecteert. Minister Ter Horst heeft binnen een maand na haar benoeming al laten weten dat ze bij nieuwe benoemingen zal afwijken van de voorkeur van de gemeenteraden om haar politieke agenda door te zetten. De democratisch gekozen burgemeester is cruciaal omdat burgers dan druk kunnen uitoefenen om criminaliteit of andere grote problemen aan te pakken. Kandidaten voor de post van burgemeester zullen beloftes maken in hun campagne en kunnen daar dan aan worden gehouden. Omdat burgemeester Cohen van Amsterdam nooit is gekozen, weten we niet of de Amsterdammers achter zijn vriendelijke integratie-politiek staan. In Rotterdam zegt burgemeester Opstelten dat hij een “bestuurder” is, niet een politicus – probeer dat maar eens uit te leggen aan burgemeester Livingstone in Londen of burgemeester Bloomberg in New York. Londen heeft succesvol rekeningrijden omdat Livingstone meer is dan een bestuurder; New York ziet de criminaliteit al maar verder dalen omdat Giuliani en Bloomberg persoonlijke moed en een mandaat van de kiezers kunnen inbrengen. In Nederland daarentegen blijft het kabinet een outplacementbureau voor gefaalde politici, althans van de gevestigde partijen.

Niet alleen de burgemeesters worden benoemd, maar oud-politici worden ook geparachuteerd bij de universiteiten en de lobbies. Een oud-minister van onderwijs is driekwart jaar werkloos en wordt dan voorzitter van het midden- en kleinbedrijf, hoewel hij toegeeft daar geen enkele ervaring mee te hebben: “Maar ik heb een goed netwerk in de VVD”. In de gezondheidszorg bezetten drie VVD-politici de belangrijkste posten van voorzitter van de verzekeraars, voorzitter van de ziekenhuizen en voorzitter van het tarieforgaan. Minder dan 0,3 procent van de Nederlanders is lid van die partij, en toch wordt de selectie tot die minuscule groep beperkt. Geen van de drie had een relevante opleiding of ervaring. Fortuyn richtte zijn kritiek zowel op het onbenul van de regenten als op het demokratisch deficiet; op beide dimensies is er nog niets verbeterd.

Op twee andere terreinen is de invloed van Fortuyn wel zichtbaar. Zijn “Nederland is vol” verhaal droeg bij tot een sterke afname van het aantal toegelaten asielzoekers. Fortuyn paste niet goed in het links-rechts schema, omdat hij aan de ene kant het aantal laag opgeleide immigranten wilde verminderen, maar tegelijk duidelijk maakte dat we fatsoenlijk en genereus moesten zijn tegen alle asielzoekers die al jaren in Nederland woonden.

Fortuyn was geen Islam-deskundige en ik was ook geen bewonderaar van zijn uitspraken over de Islam: hij had weinig gereisd en nog minder gelezen. Maar in Elsevier schreef hij direkt na de aanvallen van 11 September 2001 een column met de juiste accenten: er is een probleem met de Islamitische cultuur vanwege discriminatie tegen vrouwen en homo’s, en er zijn ayatollah’s die met hate speech een theocratie willen vestigen. Dat is helaas allemaal waar, en bij Fortuyn ontbreken de krampachtige, schrille, en onhistorische pogingen van Hirsi Ali en Geert Wilders om de schuld voortdurend neer te leggen bij de profeet Mohammed of bij het heilige boek van de Muslims.

Fortuyn zag Nederland graag anders, maar wilde dat niet bereiken met een kruistocht tegen de Islam, maar liever door een terugkeer naar de wereld van Ot en Sien. Op de lagere school moet hij lang hebben gekeken naar de schoolplaten van Cornelis Jetses, met hun nu zo nostalgische titels: “De lente op den akker”, “De kaasbereiding”. Maar zoals Joop den Uyl – ooit zeer bewonderd door Fortuyn – al zei: “die tijd komt nooit meer terug”. Fortuyn wilde die tijd wél terug en schreef in zijn laatste boeken met heimwee over verloren gezag van ouders en onderwijzers. De politiek kan bijdragen aan respect en normbesef door hard en consequent op te treden tegen iedereen die –hoog of laag – zich niet aan de regels houdt. Ook daarom was Fortuyn zo tegen de regenten die elkaar afdekken en schreef hij zonder mededogen tegen falend normbesef bij Bram Peper en andere politici. Maar afgezien daarvan wist Fortuyn natuurlijk ook niet hoe het Holland van zijn jeugd weer terug kon komen.

Veel politici, te beginnen met de minister-president, spreken in dat verband graag over herstel van normen en waarden. Ze nemen dan aan dat in een gezonde cultuur iedereen er dezelfde waarden op na houdt. Rembrandt’s strenge “Staalmeesters” en Jan Steen’s dronken bruiloftsgasten – hadden die dezelfde waarden? De schout en zijn rakkers moesten in de gouden eeuw voor iedereen dezelfde normen handhaven – maar dat is iets anders dan de “waardengemeenschap” waar politici over spreken. Dat is een on-historisch construct en niet meer dan code voor een voortdurende aanval op de Islam. In Maleisie ontvang ik mijn dagelijkse exemplaar van de Financial Times in een lokale editie en dus was twee weken geleden op de foto van Winston Churchill de sigaar met een zwarte balk bedekt. Dat is een poging om de norm van “niet-roken” te versterken, maar tegelijkertijd adverteert de Maleisische regering het “Visit Malaysia 2007 year” met als Unique Selling Point de rijke verschillen tussen de verschillende culturen. “Normen” gelden voor iedereen, maar waarden kunnen in een cultuur verschillen. Bij Fortuyn mocht Nederland een stuk strakker worden in de normhandhaving; zijn ideeen over cultuur bleven romantisch en onuitgewerkt.

Wat is dan de balans? De regenten regeren nog steeds. Fortuyn’s politieke partij heeft nooit iets betekend en is al weer verdwenen. Fortuyn’s kritiek op de Islamitische cultuur was oppervlakkig maar beter getroffen dan de latere aanvallen op de godsdienst door Wilders en Hirsi Ali, en wordt trouwens door de Arabische oppositie wijd gedeeld. In plaats van zijn nostalgie naar het overzichtelijke Holland van zijn jeugd zijn twee stromingen gekomen die beiden niets goeds beloven: Balkenende kan maar niet het onderscheid maken tussen normen en waarden, en Bolkestein verkoopt pseudo-wetenschap over de clash tussen Islamitische en Christelijke waarden. En het plezier in de politiek is na 6 mei 2002 verdwenen. Pim, we missen je.

Categories: Uncategorized

FEM 4 -07 5 Jaar na Fortuyn – Niks "stakeholders" bij ABNAmro

5 Jaar na Fortuyn

5 Jaar geleden leefde Pim Fortuyn nog en was hij midden in de verbazende campagne waarin hij postuum PvdA en VVD versloeg. Hij had twee hoofdpunten: een aanval op de regenteske bestuursstijl in Nederland; en een pleidooi voor een terugkeer naar de cultuur van de jaren vijftig waarin hij zelf was opgegroeid. Van het eerste punt is niets terecht gekomen. Nog steeds is Nederland het enige land in de regio waar burgemeesters niet worden gekozen, maar benoemd. En nog steeds is lidmaatschap van een traditionele politieke partij nuttig voor de carriere van hoge ambtenaren. Het kabinet blijft een out-placement bureau voor ex-politici. Wat betreft zijn kritiek op de regenten en hun slappe sorry-cultuur ben ik het altijd eens geweest met Pim Fortuyn; het blijft jammer dat zijn partij zo compleet faalde om dat stokje van hem over te nemen.

De romantische ideeen van Fortuyn om de klok vijftig jaar terug te zetten naar de ordelijke en beleefde samenleving van de leesplankjes met Aap, Noot, Mies waren altijd moeilijk te plaatsen gezien zijn persoonlijke geschiedenis. Is het niet makkelijker om in te voelen hoe Gerard Reve moeite had met het bekrompen Nederland in zijn roman “De Avonden”, dan om mee te gaan met Fortuyn’s nostalgie? Was Nederland wel zo leuk in de tijd dat homosexualiteit werd gezien als een ziekte?

Na de moord op Fortuyn is de bescherming van de Hollandse cultuur in twee richtingen retorisch uitgewerkt. Bolkestein, Wilders en Hirsi Ali hebben Fortuyn’s kritiek op de Islam in veel hardere vorm doorgezet. De wijsheid van een aanval op een van de grote wereldgodsdiensten kunnen lezers van FEMBusiness zelf beoordelen. Balkenende, Paul Scheffer en veel andere politici in CDA en PvdA hebben het debat geformuleerd in termen van “normen en waarden”, maar daarbij de fundamentele fout gemaakt om geen onderscheid te maken tussen die twee noties. “Normen” zijn regels voor gedrag en daar moet iedereen zich aan houden. “Waarden” als vrijheid of tolerantie geven aan wat voor ieder van ons een ideaal mag zijn. Maar hadden de calvinistische “Staalmeesters” van Rembrandt dezelfde waarden als de dronken bruiloftsgasten bij Jan
Steen? Of nog eerder: hadden Middeleeuwse ridders en jonkvrouwen dezelfde waarden als kloosterlingen of turfschippers? Het is een fictie dat in een vitale samenleving iedereen dezelfde waarden moet aanhangen – en het laatste wat we moeten wensen is dat politici ons waarden gaan voorschrijven.

Ik heb er Geert Hofstede’s beroemde studie “Culture’s Consequences” over waarden van IBM-medewerkers nog eens op nageslagen. Op p. 276 schrijft hij “values vary widely within cultures” – daarmee bevestigend dat de zucht naar homogene waarden on-historisch is. Hofstede’s boek eindigt met adviezen hoe mensen vanuit verschillende culturen kunnen samenwerken – het omgekeerde dus van tips over hoe ze elkaar moeten vermijden.

De bank HSBC benadrukt in haar advertenties hoeveel variatie er is in culturen en symbolen. “Ouderdom” betekent bij ons “niet meer bij de tijd”, maar in China: “wijsheid” en “respect”. Als financiele instelling moet de bank intern strakke normen handhaven voor al haar medewerkers, en die mogen niet verwateren nu de 150,000 medewerkers uit zo veel culturen komen. Wat een grote bank kan, moet een natie ook kunnen: streng de normen handhaven, en die waar nodig zelfs meer expliciet maken voor nieuwkomers, zodat de cultuur herkenbaar blijft. Maar laat politici verstandige wetten maken, en daarover met elkaar strijden, en niet bezwijken voor de pseudo-wetenschap van Bolkestein die beweert dat Europa ooit één waardengemeenschap was. Hoe Nederland er uit ziet is voor een goed deel bepaald door de Nederlandse geschiedenis en dat moeten nieuwkomers accepteren. Maar hate-speech over vreemde waarden doet denken aan de zwartste pagina’s uit de Europese geschiedenis.

Niks “stakeholders” bij ABNAmro

De aandeelhouders van ABNAmro hebben gesproken en de Bank gaat proberen zo veel mogelijk waarde voor hen te realiseren. Hoe kan het ook anders? Ook minister Bos van Financien sluit zich aan bij de monomane visie van de aandeelhouders. Op 21 April zei de minister dat er slechts twee criteria waren: geen instabiliteit in het financiele systeem, en een ordelijk bidproces voor de ABNAmro. Minister Bos deed die uitspraak vooral om president Wellink van de Nederlandsche Bank in de luwte te houden. Wellink had twee keer misverstand gewekt met uitspraken over de toekomst van ABNAmro. De EU in Brussel kreeg de indruk dat nationale, Nederlandse belangen in de weg konden staan van maximale waarde voor de aandeelhouders. En vanwege de affaires in Italie vorig jaar, toen met ABNAmro in de rol van jager, niet van opgejaagd wild, waren buitenlandse toezichthouders en politici fel tegen elke uitspraak van Wellink die zou suggereren dat hij ABNAmro in bescherming nam. Nu Bos heeft gesproken, is het echter duidelijk dat de aandeelhouders hun rol van eigenaar van de bank volledig kunnen uitoefenen. Niets over de zogenaamde “stakeholders” van de bank: het personeel, en de stad Amsterdam die bankiers en bijbehorende advocaten en andere dienstverleners gaat verliezen.

De Nederlandsche Bank en de AFM zijn er natuurlijk nog om de belangen van de klanten te waarborgen, met name de klanten aan de passief-zijde van de balans en de kopers van beleggingsfondsen van de bank. Daarom is de rol van Wellink ook zo gecompliceerd. Hij heeft gelijk dat een opsplitsing van de bank in het algemeen de risico’s voor de rekeninghouders vergroot omdat de activa van de resterende brokstukken minder spreiding zullen vertonen. Nog belangrijker is het risico dat financiering van de opsplitsing leidt tot meer vreemd vermogen op de balans en minder marge tussen het feitelijke kapitaal en de minimumeisen van de BIB in Bazel. Vanwege het speciale karakter van een bank – een lange balans met veel opeisbare passiva en weinig ruimte om verliezen te nemen op tegenvallende activa – kunnen de toezichthouders niet accoord gaan met plannen om de aandeelhouders te bevoordelen ten koste van de risico’s voor de rekeninghouders. Maar dat is alles; het personeel moet maar afwachten wat er over hun toekomst wordt beslist.

Er is maar één eerlijk antwoord op de wens om medewerkers invloed te geven op de koers van hun onderneming, en dat is om de medewerkers eigendomsrechten te geven. In een familiebedrijf of een partnership hebben (sommige) medewerkers zeggenschap; in een cooperatie zoals de Rabobank mogen eigen regels gelden over zeggenschap en winstuitkering. We zien echter in de praktijk dat er niet zo veel grote familiebedrijven zelfstandig overleven en dat bij voorbeeld ook de landbouwcooperaties kiezen voor een andere ondernemingsvorm. Kennelijk is het aantrekken van anoniem kapitaal en de daarbij behorende discipline om maximale winst te maken zo nuttig dat wereldwijd bijna alle grote bedrijven kiezen voor de N.V.-vorm. De medewerkers van ABNAmro hadden het voordeel dat hun bank aandelen kon emitteren om te groeien – en konden daarom ook pochen dat hun bank veel dynamischer was dan de boerenleenbank. Nu hebben ze het nadeel dat over hen wordt beslist en dat alleen de hebzucht heerst.

Het zou daarom mooi zijn wanneer deze heldere en harde episode leidde tot minder hypocrisie over “stakeholders”. En nog mooier wanneer de wet werd veranderd en commissarissen alleen nog verantwoordelijkheid hadden ten opzichte van de aandeelhouders. Commissarissen zijn nu nog wettelijk gedwongen om rekening te houden met vele belangen, maar de aandeelhouders stellen commissarissen aansprakelijk wanneer de koers van het aandeel daaronder te lijden heeft. Een onmogelijke Nederlandse spagaat die niet meer van deze tijd is.

Categories: Uncategorized

FEM 11-06 Friedman – Score voor Balkenende

November 28, 2006 Leave a comment

Milton Friedman 1912-2006

Op 16 november overleed Nobelprijswinnaar Milton Friedman, de meest invloedrijke econoom van de moderne tijd. Hier in Nederland was Friedman niet invloedrijk in de tijd van hoge inflatie dertig jaar geleden, want hij schreef niet alleen over geld en rente, maar was ook overtuigd voorstander van lage belastingen en een minimale overheid. De meeste Nederlandse economen haatten Friedman’s ideeen over lage belastingen en namen gemakshalve aan dat zijn theorieen over geld ook wel afschuwelijk rechts of reactionair zouden zijn. Pas in 1983 was president Mitterrand van Frankrijk de eerste linkse politicus die gedwongen werd om toe te geven dat ook een socialist beter af is met een lage inflatie. In Nederland pleitte de PvdA toen nog voor het verkopen van het goud van De Nederlandsche Bank en het opjagen van de geldhoeveelheid. Zulke onzin wordt gelukkig nergens meer gehoord, want voor de big spenders in Frankrijk en Zweden is een lage inflatie even welkom en nuttig als voor de kampioenen van lage belastingen in de Verenigde Staten of Hong Kong. Dat inzicht is de grote verdienste van Friedman op monetair gebied.

Tussen 1945 en 1971 kon Nederland de inflatie niet zelf bepalen want de gulden was vast verbonden aan de dollar. Na 1968 verzwakte de dollar, o.a. omdat president De Gaulle in het geheim dollars ging omruilen in goud. Toen een wegsmeltende Amerikaanse goudvoorraad President Nixon in 1971 dwong om het stelsel van vaste wisselkoersen te beeindigen – een aktie die Friedman al in 1968 had voorspeld – kregen landen de vrijheid om hun eigen monetaire koers uit te zetten. Hier in West-Europa kozen Duitsland en Zwisterland voor een wijs beleid; de meeste andere landen gebruikten die vrijheid verkeerd, en kregen te maken met een al maar oplopende inflatie. In Nederland verkondigde De Nederlandsche Bank een gecompliceerde theorie over de inflatie die niemand buiten het hoofdkantoor aan het Frederiksplein compleet kon overzien maar er op neer kwam dat de Bank niet het correcte adres was voor verwijten over de inflatie: die was volgens President Zijlstrade schuld van vakbonden en werkgevers. Zijlstra hield doorwrochte betogen over de schadelijke gevolgen van inflatie maar die richtte hij niet tot zichzelf maar tot de sociale partners die te hoge loonstijgingen afspraken. Prof. Pieter Korteweg (later CEO van Robeco) en ik waren de enigen die volhielden dat niet de vakbonden maar De Nederlandsche Bank schuld had aan de inflatie. Meestal werden wij weggehoond, het felst in het jaar dat Milton Friedman een bezoek bracht aan Chili en audientie kreeg bij dictator Pinochet. Toen de jaarvergadering van de Nederlandse Vereniging van Economen afzakte tot een ad hominem aanval op Friedman, heb ik waarschijnlijk mijzelf een groter plezier gedaan dan de collega’s door er aan te herinneren dat Jan Tinbergen bij een bezoek aan Franco-Spanje een eredoctoraat had aangenomen, terwijl Friedman een eredoctoraat had afgewezen en in zijn openbare optredens in Chili had gesproken tégen de onderdrukking van de vrijheid in dat land.

Pas onder President Duisenberg koos de Nederlandsche Bank in navolging van de Bundesbank in Frankfurt voor een duidelijke visie in lijn met de monetaire theorie van Milton Friedman. Het kwaad was toen helaas al geschied: de hoge inflatie tussen 1970 en 1980 veroorzaakte een schadelijke boom-bust in de huizenmarkt, en was een factor in de erosie van de winstgevendheid van de industrie. De afbraak van de werkgelegenheid in de industrie kwam in de hoge inflatie-landen Nederland en in Engeland twintig jaar eerder dan in de lage inflatie-landen Duitsland en Zwitserland.

Die les is geleerd en nu is in de OECD-landen de inflatie overal laag en stabiel. Niemand heeft meer bijgedragen aan beter inzicht over inflatie dan Friedman – volgende keer meer over zijn andere activiteiten.

Scorecard voor Balkenende

Ik heb drie maanden tegenover Jan Peter Balkenende gezeten in de Treves-zaal, en vond hem toen meer een billijke gespreksleider dan een overheerstende chairman, en die keuze past ook goed in de Nederlandse politieke traditie. De macht van een Nederlandse minister-president heeft nu eenmaal beperkingen: hij moet maar afwachten wie de fractievoorzitters selecteren om met hem als ministers samen te werken, en heeft te maken met een eigenwijs parlement. Niettemin is het nuttig om vlak voor de verkiezing van 22 November succesen en mislukkingen af te wegen.

In de Europese klas scoorde Balkenende hoger dan Berlusconi of Chirac, politieke opportunisten die genieten van hun baan, maar niet de nek uitsteken om het land anders achter te laten dan zij het aantroffen. Balkenende is geen opportunist en heeft poitieke risico’s genomen, bij voorbeeld met bezuinigingen in de WAO en de werkloosheidsuitkeringen. Dat is heel positief. Maar premier Blair in Engeland zou van mij een nog hoger cijfer krijgen. Ten eerste is Blair een stuk positiever over immigratie vanuit de nieuwe EU-lidstaten. De Poolse loodgieters en bouwvakkers zijn welkom in Engeland en de premier kan duidelijk uitleggen waarom dat goed is voor de Engelse economie. In Nederland wordt de afhoudende toon tegenover immigranten uit Moslim-landen ook gehanteerd tegen Polen en Tsjechen en dat is politiek kwetsend en economisch dom. Op nog een ander belangrijk terrein heeft Blair successen geboekt die in Nederland uitblijven: rationeel meten van prestaties in de overheidssector. Bij de politie, de universiteiten en voor een deel ook in de medische sector worden prestaties vergeleken en hangt de bekostiging af van het succes in het halen van de targets. In Nederland wordt dat geblokkeerd door respectievelijk de Raad van Hoofdcommissarissen, de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, allemaal kartels die het meten van prestaties en het resultaat-afhankelijk maken van budgetten op de lange baan schuiven. Balkenende heeft wel daadkracht getoond om het tekort op de begroting na de excessen van 2001 en 2002 weer terug te brengen, maar het echte management bij de overheid had niet zijn interesse. De CDA-ideologie om te vertrouwen op het “middenveld” betekent te vaak dat de kartels hun macht behouden.

In April 2002 publiceerde Balkenende zijn boek “Anders en Beter”. Hij bracht dus zijn eigen meetlat mee toen hij premier werd. Ik heb mijn gesigneerde exemplaar er op na gelezen en vond de nadruk op “normen en waarden”: de PvdA wil immigranten helpen met subsidies; de VVD wil criminaliteit strenger straffen, maar het CDA staat pal voor de Nederlandse “normen en waarden”. Veel Nederlanders zullen blij zijn met het thema., maar dat is in vier jaar niet verder uitgewerkt. Aan het begin van elke zindelijke discussie hoort een duidelijk onderscheid tussen normen en waarden, maar zelfs dat zie ik Balkenende niet maken. Denk nu even niet aan de Moslims maar aan een Vietnamese loempiaverkoper. Die mag ‘s nachts geen lawaai maken (een norm die voor iedereen geldt), maar wat gaat het ons aan of hij katholiek of Buddhist is? Veel Oost-Aziaten gedragen zich keurig omdat ze anders beschaamd zijn tegenover hun voorouders – een heel andere orientatie dan in het Westen, maar met gelijke uitkomsten voor praktisch normbesef. Wie “normen” en “waarden” uit elkaar haalt, zal concluderen dat de overheid de normen moet handhaven, maar heel huiverig moet zijn om op zoek te gaan naar “nationale waarden”. Dat riekt naar een totalitaire maatschapij, en wordt door politici als Bolkestein misbruikt voor verkettering van Turken en andere Muslims. Ons wetboek moet de reflectie zijn van onze geschiedenis en onze gemeenschappelijke waarden, maar het is hygienischer wanneer politici zich beperken tot het debat over betere wetten, en het aan de burgers overlaten hoe God, Allah, Vishnu, Buddha, respect voor voorouders of intern normbesef hen op de rechte weg houden. Dat debat heeft Balkenende helaas niet van de grond gekregen.

Categories: Uncategorized

Trouw over Balkenende’s normen en waarden

November 28, 2006 Leave a comment

Premier van normen en waarden

Hij spreekt de woorden altijd in één adem uit en dat is de eerste, al direkt fatale fout. Alsof normen en waarden hetzelfde zijn. Wie midden in de nacht te veel herrie maakt, of wie naakt over straat loopt, handelt tegen een norm. En we kunnen het meestal gemakkelijk met elkaar eens worden over de context waarin het bij uitzondering nodig is om normen te overtreden. Als ik ‘s nachts zonder pyama uit mijn brandend huis ren en luid “brand” roep, heb ik twee normen overtreden, maar het is duidelijk dat daar geen straf op staat.

Waarden zijn anders dan normen. Ze vragen om een tijdsafhankelijk evenwicht tussen verschillende idealen dat veel moeilijker valt te codificeren. Waarden als vrijheid en tolerantie botsen met andere waarden. Wat werkt voor normen – duidelijke voorschriften en overeenstemming over logische uitzonderingen – werkt niet bij conflicterende waarden.

Omdat onze premier normen en waarden altijd snel samen uitspreekt, wekt hij de indruk dat de honderd procent handhaving die we graag zouden zien bij de normen ook van toepassing is op waarden, en dan wordt het debat vanzelf wantrouwend tegenover mensen die misschien niet zo onze waarden copieren. Dat is de tweede grote fout die volgt uit de eerste: een misplaaste dwang tot conformisme aan gemeenschappelijke waarden. De conservatieve Duitse rechtsfilosoof Robert Spaemann stelt terecht dat de moderne rechtsstaat mag eisen dat burgers zich aan de wetten houden, maar niet hoort te treden in hun motieven. Ik heb een verblijfsvergunning voor Maleisie, maar de overheid vraagt mij gelukkig niet voor welk percentage ik enthousiast ben over de Maleisische cultuur. Ik mag hier wonen en werken in wat Spaemann in navolging van Augustinus noemt de pax illis et nobis communis. Mijn Boeddhistische collega’s hechten eraan in hun gedrag respect te tonen voor ouders en voorouders, de Muslim-collega’s onderwerpen zich aan de rechtvaardige wil van Allah, en Christenen vertrouwen op de genade van Christus. En dan zijn er nog niet-gelovigen die hun waarden niet transcendent funderen. Zo veel verschillende overtuigingen die vredig en zonder angst of wantrouwen kunnen samenleven zolang ze passen in de rechtsstaat.

Ik had een radio-debat met Prof. Herman Philipse die vrolijk stelde dat hij Zeus en Hera de voorkeur gaf boven de Christelijke God. Een standpunt waar ik geen respect voor heb, maar wat onze overheid absoluut niet mag aanmoedigen om Philipse de nieren te proeven of hij soms de wreedheid, promiscuiteit en willekeur van zijn goden deelt. Het is al verdrietig dat de strijd tegen terrorisme vereist dat we potentiele terroristen vervolgen op basis van niet meer dan intenties. We willen vervolging van daden en plannen toch niet ook nog uitbreiden naar vervolging van foute waarden? Dan is de rechtsstaat een totalitaire staat geworden. Dat moeten wij ons in Europa nog kunnen herinneren, want zeventig jaar geleden kreeg een van onze buurlanden te maken met een verplicht waardenstelsel. In de Volksgemeinschaft waren natie, ras en gezondheid hoge waarden. De staat zette zich onvoorwaardelijk in voor die waarden, en lapte de wetten daarbij zonodig aan de Nazi-laars.

Wanneer politici handhaven van normen en waarden als één punt aan de orde stellen, dan slaat ergernis dat sommige immigranten de Nederlandse normen te vaak overtreden door naar de angst dat immigranten hier fundamenteel niet thuis horen vanwege hun deviante waarden. Frits Bolkestein en tal van mindere politici kunnen dan exploiteren dat elke natie een zelfbeeld nodig heeft, waarbij het zich afzetten tegen vreemdelingen een bepalende ingredient kan worden. Drie keer was dat nodig om te overleven: in 1579 waren wij niet-Spaans, in 1814 niet-Frans, en in 1945 niet-Duits. Nu willen Bolkestein en Wilders ons definieren als niet-Islamitisch, maar welk doel dient zo’n constatering? Een staatsman zou angst tussen groepen in de samenleving zo veel mogelijk willen voorkomen – een belangrijk doel voor de politiek in een land met herkenbare groepen immigranten.

De selectiviteit van de verontrusting over andere waarden wordt natuurlijk doorzien. Vorig jaar konden alle immigranten een NOS-documentaire zien over kapitein Westerling, de massamoordenaar van Sulawesi in 1947 en 1948. Westerling is nooit vervolgd en werd door veel echte Nederlanders bewonderd. Wat zijn de waarden van zulke mensen, zouden de immigranten zich kunnen afvragen. En op de tribune van het voetbalstadion kunnen de immigranten met verbazing luisteren naar sissende geluiden wanneer spelers van Ajax in actie komen – of naar racistische beledigingen van voetballers van Afrikaanse afkomst. Als immigranten gruwelen van die aspecten van onze cultuur en geschiedenis, dan is dat gezonder dan wanneer een dvd – beschikbaar bij Nederlandse ambassades – immigranten moet trainen om met al onze Nederlandse waarden in te stemmen.

In zijn boek “Anders en beter” uit 2002 pleit Balkenende voor “een omslag van pragmatisme naar waardengeorienteerde politiek”. Ook bij de laatste verkiezing was duidelijk dat de kiezers de zorg over falend normbesef delen, maar de wens naar politieke beslissingen over waarden miskent dat de staat geen waardengemeenschap is. Gaat het om Aziaten of Afrikanen dan zien we liever niet dat ze grondwaarden afleiden uit religie of geschiedenis, want misschien zijn die waarden wel vreemd, eng, of niet modern naar onze maatstaf. En dus pleiten we in Afrika en Azie voor grondrechten, niet voor waarden als basis voor het staatsbestel. Maar geldt dat dan niet evenzeer in eigen land? Laat het parlement verstandige wetten maken en normbesef bevorderen. Onze Nederlandse geschiedenis en cultuur zullen daarin terecht doorklinken. Maar vermijdt direkte politieke discussies over waarden.

Prof. Eduard J. Bomhoff is Dekaan van de Sociale Faculteit en van de Business School van de Universiteit van Nottingham in Maleisie.

Categories: Uncategorized

FEM 9-06 Nederland en IMF – Zalms laatste

September 28, 2006 Leave a comment

Nederland en het I.M.F.

De net afgesloten jaarvergadering van het Internationale Monetaire Fonds in Singapore heeft de patient niet beter kunnen maken: het IMF is nauwelijks nog relevant, want de twee hoofdfunkties van het Fonds passen niet meer in de moderne internationale economie. De architectuur van het huidige IMF is vooral afkomstig van de Engelse econoom John Maynard Keynes die in 1941 een systeem ontwierp waarbij de Verenigde Staten een band zouden garanderen tussen de dollar en de prijs van het goud, en alle andere landen een vaste wisselkoers kregen met de Amerikaanse dollar. IMF-krediet was tijdelijk beschikbaar voor leden die meer reserves nodig hadden omdat hun vaste wisselkoers onder druk stond. Als een wisselkoers fundamenteel niet meer viel te handhaven, zou het IMF ook toestemming kunnen geven voor een devaluatie – zoals in het beroemde geval van Engeland in 1967.

In het midden van de zestiger jaren begon de Banque de France op instigatie van president De Gaulle in het geheim dollars te ruilen tegen goud. Al snel had de V.S. niet meer genoeg gouddekking van het eigen geld en toen gingen ook andere Europese landen de dollar dumpen. In 1971 ws president Nixon gedwongen om de vaste goudprijs op te geven en sindsdien zijn de grote valuta (Dmark, nu Euro, Yen, Sterling, Zwitserse Frank) zwevend. De Aziatische crisis van 1997-8 heeft nog meer landen geleerd dat een vrije wisselkoers minder riskant is dan een vaste koers, maar daarmee vervalt een hoofdtaak van het IMF, namelijk steun voor vaste wisselkoersen.

Harde kritiek kwam bovendien op de acties van het IMF in Mexico. Onder druk van de Amerikaanse regering leende het IMF grote bedragen aan Mexico, zodat Amerikaanse speculanten hun geld uit Mexico konden repatrieren. De arme Mexicaanse burgers moesten de dure dollars weer terugverdienen, met als resultaat dat de gemiddelde mexicaan na een valutacrisis in 1982 vijftien jaar lang alleen maar armer werd.

Sinds de overgang op zwevende wisselkoersen probeert het Fonds om advies te geven over economische groei in arme landen, maar het komt daarmee op het terrein van de Wereldbank die veel meer ervaring heeft in de praktijk. Bij financiele crises in Latijns-Amerika en Oost-Azie gaf het fonds gekleurde adviezen, en in Rusland had het te lang een blind oog voor kapitaalvlucht en corruptie. Nu is het vertrouwen in het IMF weggesmolten.

Daarom zijn de gevechten over de stemverhoudingen in het IMF ook zo fel. De helft van de vierentwintig direkteuren zijn witmannen (VS, acht uit West-Europa, Australie, Canada en Rusland, en geen enkele vrouw) en slechts zes direkteuren komen uit Azie. Daarom vinden de Westerse banken veel te gemakkelijk een willig oor bij het IMF, en klinkt de stem van de helft van de wereld die in Azie woont niet luid genoeg.

Nederland zou een klein maar fijn gebaar kunnen maken om vertrouwen in het IMF te herstellen. Wij delen een direkteurspost met Ukraine, Roemenie, Israel, Cyprus en nog zeven kleinere landen. Sinds de oprichting heeft Nederland nooit echt gedeeld, want de direkteur moest altijd een nederlander zijn. Het zou ons sieren wanneer wij nu zouden beloven dat nu eindelijk wordt gerouleerd tussen de andere elf landen in onze kiesgroep en dat Nederland zich tevreden stelt met zo af en toe een vervangersplaats. De direkteurspost voor de Scandinavische landen rouleert al lang en wordt nu bezet door een Fin, hoewel Zweden, Denemarken en Noorwegen meer betalen aan het IMF. Wat daar al lang praktijk is, kan ook in onze kiesgroep: laat Nederland afzien van de bestuurszetel en die rouleren over de elf landen in onze groep die geen van allen ooit aan de beurt zijn geweest. Een bescheiden, maar symbolisch gebaar dat kan helpen om het IMF weer wat meer vertrouwen te geven.

Laatste Miljoenennota van Zalm

Met uitzondering van 2002, toen zijn vriend Hans Hoogervorst Financien beheerde, heeft Gerrit Zalm alle Miljoenennota’s ingediend sinds 1994. Positief in de balans van 12 jaar macht over de begroting is dan zeker de verlaging van de belasting in 2001 – zij het op een ongelukkig moment, want de Nederlandse economie was al oververhit. Het is flauw om Zalm te verwijten dat hij de belastingen niet nog meer heeft verlaagd, want hij werkte eerst acht jaar samen met de PvdA die slechtziend is voor de zegeningen van lagere belastingen, en in 2002 en 2003 kwamen twee Regeerakkoorden tot stand bij lage economische groei en dan is er geen ruimte voor lagere belastingen.

Voor wat betreft de uitgaven, was Zalm zeker de meest deskundige minister sinds de oorlog, dank zij eerder werk bij het CPB en daarvoor als ambtenaar op het ministerie waar hij later de leiding kreeg. Voorzover we weten, was Zalm ook successvol in de samenwerking met de premier – cruciaal voor een minister van financien, die – zie Andriessen en Ruding – zijn macht verliest zodra hij niet meer het vertrouwen heeft van de regeringsleider. In het kabinet heeft Zalm zijn rol kennelijk goed gespeeld, maar met één grote uitzondering waarover zo dadelijk. Eerst het macrobeleid, waar Zalm twee keer is bezweken voor politieke druk op het tekort. Eerst in 2001 en 2002 toen hij de kans op Paars III probeerde te vergroten met een losbandig uitgavenbeleid. In 2000 was de begroting vrijwel in evenwicht; in 2002 was er al weer een struktureel tekort van 2,3 procent van het bbp. In Duitsland, Frankrijk en Italie werd het tekort ook groter, maar nergens zo veel als in Nederland. Met name de idioot hoge loonstijging voor de ambtenaren in 2002 valt Zalm aan te rekenen – stoere taal van “il duro” in Europese vergaderingen, maar intussen in eigen land Sinterklazen voor de verkiezing. Een jaar later is Zalm medeplichting aan een omgekeerde fout in de begroting voor 2003, toen het strukturele tekort gelijk bleef ondanks een slecht jaar voor de economie. In de zomer van 2002 wilden Hoogervorst en Zalm een feitelijk tekort voor 2003 dat niet nog groter was dan in 2002 en kozen ze dus voor een te krap beleid. In het kabinet was Herman Heinsbroek toen de betere econoom met zijn pleidooien voor wat een ruimer budgettair beleid in de recessie waar Nederland toen op afkoerste.

Fataler was de andere fout van Zalm. Samen met Wim Kok heeft hij in 1994 ingespeeld op het totale gebrek aan financieel en organisatorisch inzicht bij Els Borst, de medisch-ethische deskundige die Volksgezondheid moest beheren. Kok wilde tot elke prijs de reputatie van gat-in-de-hand Joop Den Uyl vermijden en dat is hem in samenwerking met Zalm gelukt, maar de prijs was hoog. Els Borst kreeg een veel te strak kader opgelegd dat tijdens paars I afweek van de historische trend en ook van de ervaring elders in de wereld. Aan het eind van Paars I in 1998 was het budget voor de ziekenhuizen meer dan 15 procent beneden een extrapolatie van de jaren vóór paars. Pas in 2004 was het budget weer terug op die trendlijn, en in de tussenliggende jaren zijn honderden patienten onnodig gestorven op de wachtlijst en hebben nog veel meer Nederlanders pijnlijk moeten wachten op een nieuwe heup, een staaroperatie of zelfs op hulp bij levensbedreigende kwalen.

Het “recht op zorg” werd een aanfluiting en dat is een schande voor een rijk land. Natuurlijk had Els Borst als eerst verantwoordelijke minister moeten aftreden wegens dood door schuld, maar de echte fout lag bij Zalm. Als hij in 1994 voorzichtiger was geweest, was de ramp in de zorgsector tussen 1996 en 2002 Nederland bespaard gebleven.

Categories: Uncategorized

FEM 8-06 Amerika’s sterke economie – Duitse lessen

August 28, 2006 Leave a comment

Amerikaanse economie blijft groeien

De Amerikaanse huizenmarkt zakt in – no doubt about it. Een jaar geleden stegen de huizenprijzen nog 12 procent sneller dan de algemene inflatie; nu gaan in grote delen van het land de huizen fors in waarde omlaag. Drie miljoen huizen staan te koop en verkopers die haast hebben moeten 20 procent of meer af doen van hun vraagprijs.

Lagere huizenprijzen drukken de economische groei. De nieuwbouw is al met 20 procent gedaald sinds het begin van het jaar; financiele instellingen ontslaan duizenden personeelsleden omdat er minder hypotheekaanvragen binnen komen, en de Amerikaanse gezinnen kunnen zich niet meer zo rijk rekenen met de ongerealiseerde overwaarde op de eigen woning. Voorspellingen voor de economische groei in 2007 zijn verlaagd tot ongeveer 2,5 procent, terwijl de V.S. al twintig jaar lang in een normaal jaar met ongeveer 3,5 procent kan groeien. 2007 wordt zeker een zwak jaar voor de economie – maar als de voorspelling vier maanden voor het begin van het nieuwe jaar al ongunstig is, betekent dat dan een cascade van steeds lagere voorspellingen en een recessie in 2007?

Eén andere factor is ook al niet positief: de korte rente is gestegen tot het peil van de lange rente. Het normale patroon is dat de korte rente duidelijk lager is dan de lange rente, maar eens in de zo veel jaar wordt de rentestructuur vlak of zelfs omgekeerd (de lange rente is dan bij uitzondering lager dan de korte rente). Lang geleden gebeurde dat ongeveer een keer in de vier jaar – en er was geen betere voorspeller van een recessie dan een omgekeerde rentestructur. In de Verenigde Staten is het rentebeleid voor de korte rente onder Volcker en Greenspan geleidelijk stabieler en subtieler geworden, met nog slechts 5 episodes met een vlakke of omgekeerde rentestructuur sinds 1980. In 1980, 1982, 1989 en 2000 was de vlakke rentestructuur een voorbode van een recessie; of de vlakke rentestructuur van 2006 een recessie voorspelt in 2007 weten we pas volgend jaar.

Gelukkig zijn er ook nog redenen voor optimisme. Tot nog toe staat het rente-signaal op rood voor de V.S., maar niet voor het Euro-gebied en Japan. Ook andere trends buiten de V.S. zijn gunstig. In West-Azie haten de mensen de Amerikaanse politiek, maar ze kijken naar Amerikaanse speelfilms en hun regeringen bestellen Amerikaanse wapens. In Oost-Azie zijn de haatgevoelens minder sterk, en de handel met Amerika is er nog veel sterker. Op de lijst van 15 grootste Amerikaanse exportmarkten staan nog 5 Europese landen, tegenover 6 Aziatische naties: Japan, China, Korea, Singapore, Taiwan en Hong Kong. China is al belangrijker dan Duitsland; Korea importeert meer dan Frankrijk. Straks komt ook India op de lijst van grote en snel-groeiende Aziatische markten voor Amerikaanse produkten.

Gunstig is ook dat de Amerikaanse bedrijven zeer liquide zijn. Historisch is de verhouding tussen cash flow en investeringen ongeveer 8:10 met nog krappere waarden vlak voor een recessie. Op dit moment is de verhouding omgekeerd met een uitzonderlijk hoge waarde voor de liquiditeiten in verhouding tot de investeringen. De winstgevendheid is ook al op een historisch record. Amerikaanse bedrijven hebben dus enorme buffers aan liquiditeit – een heel ander beeld dan in de aanloop naar eerdere recessies.

Mij lijkt dat er behalve de huizenmarkt, de rentestructuur en de hoge energieprijzen nog een extra – nu nog onvoorziene schok – vereist is, wil de Amerikaanse economie inzakken tot een recessie. Blijft zo’n nieuwe tegenvaller uit, dan zou de groei in 2007 positief moeten blijven. In een land als Duitsland is de trend van de groei nog maar 1,5 procent per jaar – bij forse tegenwind komt de economische groei direkt tot stilstand. Amerika is veel robuuster en zou de tegenslag van 2006 moeten kunnen doorstaan.

Categories: Uncategorized

FEM 7-06 Nederland niet zo schoon

Nederland – niet helemaal schoon

Transparency International publiceert ieder jaar een ranglijst voor de omvang van de corruptie. De ranglijst is niet gebaseerd op echte waarnemingen van corruptie, maar op indrukken van managers, burgers en bestuurders. Dan kan het zijn dat de ondervraagden culturele vooroordelen herkauwen, zodat de precieze volgorde op de lijst geen waarde heeft. Dat is mogelijk, maar niet waarschijnlijk. Wetenschappers inde VS hebben impressies over de mate van corruptie in de 50 deelstaten getoetst aan harde cijfers voor de veroordelingen van corrupte ambtenaren. De cijfers per staat bleken heel goed overeen te stemmen met de percepties van de ondervraagden.

Scandinavie scoort altijd heel schoon en veel hoger dan Nederland. Patrick Chabal en Jean-Pascal Daloz wijzen op de sobere politieke cultuur – maar die hebben wij in Nederland ook. Premier Drees verwierf lang geleden Marshall hulp voor Nederland door de Amerikaanse gezanten te ontvangen met een kop thee en één koekje. Zo’n zuinig man zal zeker betrouwbaar omgaan met ons geld, dachten de rijke bezoekers. Relevanter is misschien dat Scandinavie een sterkere traditie heeft van democratie op decentraal niveau. In Zweden valt de provinciale verkiezing samen met de verkiezing van het bestuur van het ziekenfonds. In Finland, waar de scholen betere resultaten boeken dan waar ook ter wereld, hebben lokale schoolbesturen veel vrijheid. In contrast met die lokale demokratie valt Nederland internationaal op door provinciale verkiezingen die nergens over gaan, en gemeentebesturen onder leiding van een benoemde burgemeester. Al die regenten zijn ongetwijfeld onkreukbaar, maar de cultuur van “besturen” in plaats van “beslissen” houdt in dat er zelden wordt afgerekend op succes of falen. De politieke moed waarmee burgemeester Livingstone van Londen het rekeningrijden met veel succes heeft ingevoerd, zien we niet bij burgemeesters zoals Opstelten in Rotterdam die zichzelf altijd “bestuurder” noemen in plaats van “politicus”. Regelrechte corruptie bij het Gemeentelijke Vervoer Bedrijf en bij de Parkeerdienst in Amsterdam is uitputtend beschreven door Jos van der Laan van Het Parool, maar werd in Amsterdam nooit hoofdthema bij de gemeentelijke verkiezingen. De burgemeester kunnen we niet wegstemmen en de grote landelijke partijen dekken elkaar af.

In vergelijking met Angelsaksische landen valt Nederland ook op door de smoezelige manier waarop overheid en grote bedrijven handjeklap spelen ten koste van kleinere ondernemingen. Nog niet zo lang geleden was er de “conversiecommissie” waarin ambtenaren van het ministerie van Financien informatie over de achtergrond van de eerstvolgende staatslening uitwisselden met vertegenwoordigers van een paar grote banken, maar natuurlijk niet met de kleintjes. De Nederlandsche Bank controleerde in die tijd ook nooit de boeken bij de grootbanken, want dat had de interne accountantsdienst van de bank al gedaan, maar pluisde alle details uit van declaraties en transacties van het management bij de kleine financiele instellingen. Een regenteske cultuur waarin een kleine groep van politici en bestuurders van grote bedrijven vriendschappelijk met elkaar omgaat en conksies afsluit ten nadele van kleine bedrijven en potentiele toetreders.

In de gezondheidszorg zijn de details van het vereveningsfonds zo weinig transparant dat alleen al daarom geen enkele buitenlandse verzekeraar interesse heeft. Bij de ziekenhuizen moeten buitenlandse ondernemers ook nog jaren wachten op toestemming om toe te treden. Als de markt zo wordt beheerst door de gevestigde grote ondernemingen, is het nog maar een kleine stap naar een kartel dat gaat overleggen met ambtenaren en politici. Gaat het dan mis, zoals in de bouwsector, dan ziet de voorzitter van de bouwlobby kans om alle huichelachtige ontkenningen, halve bevestigingen en loze beloftes van zijn achterban te overleven dank zij een sfeer van “ons kent ons”. Allemaal erg Nederlands, maar wees dan niet verbaasd over een cultuur die minder precies is dan in de Angelsaksische landen en een stuk minder zuiver dan in Scandinavie.

Categories: Uncategorized