Home > Uncategorized > NRCHandelsblad over het recht op zorg

NRCHandelsblad over het recht op zorg

Recht op zorg

Prof. Eduard J. Bomhoff

Vorig jaar viel de economische groei tegen. Minister Zalm ontving dus ook minder belastinggeld dan hij had voorspeld in de Miljoenennota. We kennen de minister echter als een sterk financieel manager, en hij maakte die reputatie opnieuw waar door met onmiddellijke ingang het BTW-tarief te verhogen naar 22 procent, uitsluitend voor de maand December. Zo haalde hij toch nog zijn afgesproken budget…..

Het gaat slecht in Nederland, maar gelukkig nog niet zo slecht. Als de ontvangst van de BTW tegenvalt, vangt de minister dat op met een extra staatslening. Dat is precies de functie van de staatsschuld, om als buffer te functioneren tussen de inkomsten en de uitgaven van de overheid. Als de inkomsten tegenvallen, hoeven ministers niet direkt te bezuinigen, maar kan de schuld de klap opvangen. Beter om de staatsschuld te laten werken als buffer voor mee- en tegenvallers, dan om bij te sturen met het tarief in de BTW. Lang geleden is ooit wel eens gesproken over een “wiebeltax” met een tarief dat voortdurend zou kunnen veranderen, maar dat slechte idee is gelukkig een definitieve dood gestorven. Bedrijven en burgers hebben al te maken met genoeg economische en financiele onzekerheden; de overheid moet niet nog een extra bron van onzekerheid worden door frequent de tarieven in de belasting te veranderen.

Om dezelfde reden hoeven gemeenten ook niet in December te stoppen met het inschrijven van nieuwe klanten voor een uitkering van de bijstand. Het recht op de uitkering is belangrijker dan de vraag of de gemeente precies uitkomt op het voorspelde bedrag in de begroting. Zo zijn er nog allerlei andere voorbeelden waar zekerheid voor burgers en bedrijven betekent dat een recht (uitkering, huursubsidie) of een plicht (betalen van belasting) ongewijzigd geldt van 1 Januari tot 31 December, ook al wordt het daarmee onmogelijk voor de overheid om vóór het begin van het jaar een plafond vast te stellen voor de uitgaven.

Het is verdrietig om te zien dat minister Hoogervorst van Volksgezondheid nu toch weer probeert om in zijn sector een dwingend budgetplafond in te voeren. Een paar dagen geleden opende deze krant met het bericht dat sommige ziekenhuizen bepaalde goedgekeurde medicijnen niet beschikbaar maken voor doodzieke patienten vanwege problemen met het budget. In een debat in de Tweede Kamer gaf Hoogervorst toe dat hij weer wil werken met een plafond in de zorg: “Keuzes maken in de zorg is normaal en onvermijdelijk. Als we de budgettering loslaten loop het geheel volkomen uit de hand.” De eerste zin is correct; de stelling die Hoogervorst daarop laat volgen is een terugkeer tot de wrede praktijk uit het verleden toen per jaar honderden patienten stierven op wachtlijsten.

Ik moest terugdenken aan 2002. De overheid had toen al pijnlijke rechtzaken verloren over het recht op zorg. In strijd daarmee kwam de eerste versie van de Troonrede toch weer met dezelfde formulering die Hoogervorst nu opnieuw probeert te slijten aan de Kamer: zo goed mogelijke zorg binnen het budget. In het kabinet werd die zin op mijn aandrang geschrapt. Omdat de minister van Volksgezondheid toen ook vice-premier was, kreeg ik van premier Balkenende ook inzage in de latere versies van de Troonrede. Ergens in Den Haag probeerde men voor de tweede keer om de gewraakte passage over de grenzen van het budget op te nemen in de tekst, en gelukkig kon ik daar opnieuw een veto over uitspreken. Uiteindelijk las de Koningin een Troonrede waarin geen plafond meer voorkwam voor de zorg. En zo hoort het ook, want in Nederland bestaat een verzekering tegen medische uitgaven, en iedere verzekering is bij definitie een “openeinderegeling”.

De Kamer wilde in September 2002 debatteren over dit cruciale punt en vroeg Hoogervorst (toen minister van financieen) en mijzelf om samen uitleg te geven. Ik zei tegen Hans van te voren: “iedere keer als jij spreekt over een “budget” in plaats van een “prognose”, gebruik ik het woord “openeinderegeling”. Zo kwamen we er samen naadloos uit: Hoogervorst benadrukte dat het ging om prognoses van de uitgaven zonder beperking op het recht op zorg, en ik herhaalde dat één keer per jaar de condities van de verzekering kunnen worden herzien. Als de totale uitgaven te snel stijgen naar het oordeel van het parlement, kan het jaar daarna het pakket van de verzekering worden ingekrompen, en zo niet, dan moet de premie omhoog of gaan verzekerden meer zelf betalen. Zo sturen verzekeraars ook met de condities van andere verzekeringen.

Onder de ministers Ruding en Kok heeft het ministerie van financien gewerkt aan het “dichtschroeien” van openeinderegelingen. Dat is mooi omdat daarmee het budgetrecht van het parlement meer solide wordt. Kamerleden moeten weten hoeveel zij autoriseren met het goedkeuren van een begroting. Maar als het gaat om een verzekering, beslist de Kamer in de kern over het continueren van die verzekering en die heeft onvermijdelijk een open einde. Bedragen in de begroting zijn dan prognoses, en geen dwingende plafonds. Eén zo’n regeling valt trouwens onder de minister van financien: de exportkredietverzekering waarbij de staat risico’s loopt in de omvang van tientallen miljarden Euro. Daar moet de minister van financien mee leven, want het is nu eenmaal een verzekering, dat wil zeggen een regeling die onzekerheden overdraagt van individuele bedrijven naar de gemeenschap. Die openeinderegeling is dan ook nooit “dichtgeschroeid”, maar de minister van fiancien verandert soms de condities en de premie. Bij de exportkredietverzekering maakt de minister ook niet de fout die jaar op jaar wordt gemaakt in de zorg, namelijk politieke uitspraken over de hoogte van de premie in het volgend jaar. Keer op keer blijken die uitspraken ongefundeerd, en daarmee creeert de minister zelf het beeld van een sector waarin niemand zicht heeft op de omvang van de uitgaven.

In de VS zijn veertig miljoen mensen niet verzekerd tegen medische uitgaven. Dat keuren wij in Nederland af, en terecht. Maar onder Hoogervorst zijn zestien miljoen mensen evenmin correct verzekerd, want als zij tegen het eind van het boekjaar in het verkeerde ziekenhuis vragen om een pacemaker of een duur medicijn, blijkt de verzekering voor hen een dode letter. Die ongelijke behandeling van gelijke gevallen is een schande, en hoeft niet voor te komen wanneer de overheid – na de kennelijk bewust vergeten discussie in 2002 – opnieuw besluit om een verzekering nooit meer te sturen met de weigering van patienten die zich melden in het verkeerde ziekenhuis of op het verkeerde moment van het jaar (of met onrealistische tarieven, zoals in de AWBZ, waarin het recht wordt uitgehold wanneer de zorg niet beschikbaar is voor de vastgestelde prijs). Een verzekering is een recht voor iedereen die de premie betaalt, en een minister die knaagt aan dat recht verdient geen respect.

Eduard J. Bomhoff was vice-premier en minister van Volksgezondheid in het Kabinet Balkenende-I.

Advertisement
Categories: Uncategorized
  1. No comments yet.
  1. No trackbacks yet.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

%d bloggers like this: