FEM 2-05 CIA over Europa – Toezicht op Labouchere

February 27, 2005 Leave a comment

CIA voorspelt Europese toekomst

De Amerikaanse Inlichtingendienst heeft nieuwe scenario’s vrijgegeven voor de periode tot 2020. De prognoses stemmen op een belangrijk punt overeen met die van het Centraal Planbureau (CPB): de werkgelegenheid in rijke landen als Nederland hangt af van minder regels in de binnenlandse dienstensector en meer vrijheid in de buitenlandse handel. Maar daarna kiest de CIA een andere nadruk dan de economen van het CPB. De Nederlandse voorspellers gebruiken vooral hun econometrische formules om licht te werpen op de kosten en baten van de welvaartsstaat. Dure sociale voorzieningen betekenen hoge belastingen en dat werkt niet goed uit voor de concurrentiepositie van het bedrijfsleven. Daarom ziet het CPB het liefst de combinatie van een vrije handel met het buitenland en een goedkopere overheid in het binnenland. De voornaamste afweging wordt dan de keuze tussen een rijk land waarin burgers zelf meer gaan betalen voor onderwijs, gezondheidszorg en voor de oude dag, of een solidaire maatschappij die nooit meer zo dynamisch wordt als Amerika.

De analysten van de CIA zullen het daar allemaal wel mee eens zijn, maar plaatsen een heel ander dilemma bovenaan de lijst voor Europa. Stelling 1: de wereld wordt religieuzer. Dat kunnen Ayaan Hirsi Ali en haar supporters on-modern vinden, maar het is een feit. En van alle grote godsdiensten groeit de Islam het snelst: zevenhonderd miljoen méér Moslims wereldwijd sinds 1970, en waarschijnlijk meer dan anderhalf miljard Moslims in 2020. Maar ook het aantal Christenen blijft wereldwijd groeien met bijna anderhalf procent per jaar. Stelling 2: vanwege de vergrijzing heeft Europa immigranten nodig, en die zullen vooral uit de omringende Islamitische landen komen. In combinatie leiden stelling één en twee tot het volgende dilemma – in de woorden van het CIA-document:

Either European countries adapt their workforces, reform their social welfare, education, and tax systems, and accommodate growing immigrant populations – chiefly from Muslim countries – or they face a period of protracted economic statis.

De experts van de CIA gebruiken harde taal in hun beoordeling; ze vinden het moeilijk om te zien hoe bij voorbeeld Duitsland met succes miljoenen extra immigranten uit Islamitische landen kan opnemen. Het moet eerst nog een stuk slechter gaan, voordat er in Duitsland zicht komt op een betere toekomst. De CIA-medewerkers verwachten een crisis in de financieen van de overheid in Duitsland, Italie of Frankrijk binnen de komende vijf jaar, en hebben nog enige hoop dat politici dan meer ruimte zullen zien om veranderingen door te zetten. Nederland wordt niet specifiek genoemd in het CIA-document, maar dat kunnen wij zelf wel inkleuren. Financieel staat Nederland er beter voor dan Duitsland, Frankrijk en Italie, vooral omdat de aanvullende pensioenen bij ons veel beter gedekt zijn. Daarom verwacht ik in Nederland geen fiscale crisis, maar dus ook niet de sense of urgency die eerder kan ontstaan in Duitsland. Financieel is er (nog) geen groot probleem, maar of de politiek er beter voorstaat in Nederland dan in Duitsland, Frankrijk en Italie is niet duidelijk. In een on-religieus West Europa steekt Nederland nog extra uit door de vijandschap van de elites tegenover traditionele religie – zowel Christenen als Moslims. Luister naar de hofpredikant of lees de kwaliteitskrant. De CIA merkt op dat zo’n houding niet helpt bij de culturele integratie van de Moslim immigranten. Dat is een waarschuwing die wij ons in Nederland wel extra mogen aantrekken. Terwijl de Amerikaanse specialisten opmerken dat West-Europa een inspanning moet leveren om gastvrijer en warmer te worden tegenover de broodnodige extra immigranten uit Moslim-landen, luistert Nederland naar politici die de deur voor immigratie willen sluiten (Wilders), die godsdienst veroordelen als on-modern (Hirsi Ali) of met quasi-geleerde verwijzingen naar 1529 en 1683 stemming maken tegen Turkije (Bolkestein). Ook heb ik de Nederlandse Raad van Kerken nog niet helder en positief gehoord over de Islam als zuster-religie voor de Joden en de Christenen.

In de Verenigde Staten speelt dit dilemma geen rol. De eigen bevolking krijgt meer kinderen dan in Europa, Amerikanen zijn religieuzer dan Europeanen, en slechts een klein deel van de immigranten komt uit Islamitische landen. Voor de EU voorspelt de CIA echter dat over twintig jaar de Moslims ongeveer 20 procent uitmaken van de bevolking. Daar ligt dan ook de belangrijkste uitdaging voor West-Europa, niet omdat de Moslims een onmogelijke achtergrond hebben, maar omdat West-Europa zich zo weinig gastvrij weet op te stellen.

Ik vindt de nadruk van de CIA logischer dan de klemtoon bij het CPB, en tegelijk ook somberder. Het is al niet makkelijk om een economie vrijer en efficienter te maken, maar nog veel moeilijker om een samenleving te corrigeren voor wederzijds wantrouwen tussen inheemse bevolking en Moslim-immigranten. Toch is dat de eerste uitdaging voor de komende twintig jaar.

Slap Toezicht op Aegon en Labouchere

Een verzekeraar (Aegon) was eigenaar van een bank (Labouchere) die veel verdiende met een roekeloos beleggingsprodukt (Legio-Lease). Drie verschillende toezichthouders hadden dus een titel om zich met dit produkt – het huren van aandelen – te bemoeien. Maar de treurige werkelijkheid was dat tien jaar lang geen van drieen een vinger uitstak. Pas toen de beurs al meer dan anderhalf jaar was gedaald, verzamelde de toezichthouder op beleggingsprodukten de moed om te waarschuwen – maar toen waren alle kalveren van ná 1996 al verdronken.

Over dit onderwerp heeft Uw columnist enig recht van spreken, want ik heb in NRCHandelsblad op 14 maart 1998 luid en nadrukkelijk gewaarschuwd tegen het huren van aandelen. Aegon-dochter Labouchere stuurde toen brieven door het land met de kop “Ontvang al over drie jaar 21.033 gulden”. Een schijnzekerheid waarvoor Aegon zich zou moeten schamen. Ik rekende toen voor dat gokkers goedkoper af waren met call-opties en dan niet het risico liepen van een schuld aan Labouchere aan het eind van de periode. Tevergeefs stuurde ik ook nog een brief aan de meest vooraanstaande toezichthouder, De Nederlandsche Bank. Dat leverde een kluitje-in-het-riet antwoord op dat de Stichting Toezicht Effektenverkeer (voorloper van de huidige AFM, maar onder dezelfde leiding) hier eventueel zou kunnen ingrijpen, maar niet De Nederlandsche Bank. Later bleek dat de STE ook al niets deed omdat het huren van aandelen verschilde van beleggen in aandelen. Ik ben geen jurist, maar meen me te herinneren dat het ingrijpen van DNB bij Staal Bankiers lang geleden weinig van doen had met de produkten van die instelling, en veel meer met de stijl en kwaliteit van het management. Dat kon kennelijk wel, en de directievoorzitter van Staal Bankiers werd gedwongen om af te treden. Waarom was het dan onmogelijk om Labouchere en Aegon aan te pakken vanwege onbehoorlijke propaganda voor een beleggingsprodukt? De medewerker van DNB antwoordde daarop met de bewering dat de Bank geen bevoegdheden had op het terrein van advertenties (dat standpunt is intussen gelukkig verlaten).

Het onbevredigende in de opstelling van DNB in deze zaak blijft dat bestuurders van die instelling – te beginnen met de president – niet aarzelen om zich ongevraagd uit te spreken over het financieringstekort van de overheid, een terrein onder verantwoordelijkheid van de politiek in Den Haag, maar intussen er van afzien om kritiek uit te oefenen op een onderwerp wat veel dichter bij huis ligt. Voorzitter Greenspan van de Federal Reserve waarschuwde wél tegen “irrational exuberance” op de beurs, maar in het land van Legio-Lease zweeg de centrale bank.

Gelukkig is er nog enige rechtvaardigheid, omdat Aegon nu 218 miljoen Euro terug betaalt aan gedupeerde huurders van aandelen. Dat is een kwart van de verkoopprijs voor Labouchere in 2000. Ik herinner me nog een gesprek met een RvB lid van Aegon in 1999 die vertelde dat hij en zijn collega’s zich eigenlijk wel geneerden voor de snoeiharde reclames van Legio-Lease. “Maar ja, we willen Labouchere verkopen, en er een zo goed mogelijke prijs voor maken”. Het zou interesant zijn om te weten hoeveel Labouchere waard zou zijn geweest zonder Legio-Lease, en of Aegon vanuit dat perspectief nu genoeg is gestraft.

De propaganda van Legio-Lease voor het huren van aandelen is natuurlijk ook aan de orde geweest in de koepelorganisatie van de verzekeraars, het Verbond van Verzekeraars. Volgens mijn informatie hebben andere verzekeraars daar geklaagd dat de propaganda van Aegon-dochter Labouchere het risico meebracht dat de hele branche een slechte naam zou krijgen op het terrein van fianciele advisering. De bestuurders van Aegon wilden de winst en de marktwaarde van hun dochter echter niet in gevaar brengen en antwoordden dus met de power play dat geen van de aanwezigen toch uit was op een situatie waarin Aegon – goed voor bijna een kwart van het salaris van Verbond-direkteur Fischer en zijn medewerkers – zich niet meer welkom zou voelen als lid van het Verbond?

De drie toezichthouders hebben zich geen roem verworven met hun jarenlange stilte over het exces van Legio-Lease. Ik juich het toe dat oud-President Duisenberg van DNB nu goed werk kan doen bij het helpen van beschadigde beleggers, zolang zijn interventie maar niet doet vergeten dat ook De Nederlandsche Bank tien jaar heeft geslapen en veel verdriet had kunnen voorkomen door op tijd te waarschuwen tegen dit kwalijk riekende bijprodukt van de grote boom van het vorige decennium.

Categories: Uncategorized

FEM 1-05 Tsunami – Brinkhorst bezorgd over economie

January 27, 2005 Leave a comment

De ramp in Azië

In 1953 kwam de vloedgolf ook op een zondagochtend. Bij de tramhalte op weg naar de kerk vroeg ik als klein jongetje aan mijn ouders: “als het zo hard waait, kun je dan vliegen met een paraplu?”. Nu was het opnieuw vlak vóór de kerkdienst dat mijn vrouw en ik het ontzettende nieuws hoorden. In Maleisië, waar wij wonen, vielen tientallen slachtoffers aan de kust bij Penang – vooral onder vissers – maar voor de macroeconomie zijn de gevolgen beperkt. Ik was vorige week in Penang, vroeger vissersplaats, maar nu het centrum van de Maleisische high-tech industrie, en in het centrum was het leven normaal. De miljarden-investeringen in de electronische fabrieken bleven ongedeerd.

Omringende landen zijn veel zwaarder getroffen. In Thailand is het aantal slachtoffers in verhouding tot de totale bevolking vergelijkbaar met de watersnood van 1953 (Nederland had toen 10 miljoen inwoners; Thailand thans bijna 65 miljoen). Nederland was anno 1953 in economische termen iets minder rijk dan Thailand nu, volgens de berekeningen van Angus Maddison van de OESO. Verschillen tussen rijk en arm zijn groter in Thailand nu dan in Nederland vijftig jaar geleden, maar de cijfers geven toch een ruw idee van het gemiddelde. Dat is relevant want het ligt voor de hand dat er een verband is tussen het niveau van de economische ontwikkeling en de bestuurlijke slagkracht van een land. In Thailand blijkt dat gelukkig uit te komen. De snelheid waarmee militaire hulpverleners en artsen optreden en de beslissingen van de autoriteiten lijken niet zo veel kritiek te ontmoeten, ook niet wanneer journalisten een meetlat hanteren die past bij hun rijke, westerse achtergrond.

Andere landen in het pad van de tsunami zijn veel armer dan Maleisië en Thailand. Indonesië en Sri Lanka zijn ongeveer zo welvarend als Nederland honderd jaar geleden, en India is gemiddeld nog iets armer. Zo beschouwd valt op hoe incompetent de acties van de autoriteiten in Indonesië tot nog toe zijn geweest. Ik durf te stellen dat honderd jaar geleden de Nederlandse autoriteiten sneller en doeltreffender konden optreden dan de Indonesische regering na de ramp op Sumatra. Door gebrek aan medische verzorging in de eerste week na de ramp, sterven mensen later aan ontstoken schrammen en schaafwonden. Zulke verwondingen hoeven niet fataal te worden, maar in Aceh is de medische verzorging zelfs nu nog niet behoorlijk georganiseerd. De drie rijke buurlanden, Singapore, Maleisië en Australië hadden alle drie direkt hulp aangeboden. Behalve compassie speelt mee dat Australië een groot politiek belang heeft bij goede banden met Indonesië en dat Maleisië en Indonesië nog veel sterker zijn verbonden door taal en godsdienst. Er zijn wel een miljoen Indonesische arbeiders in Maleisië en dat maakt het extra onbegrijpelijk dat de Indonesische regering zo lauw reageerde op de direkt aangeboden hulp vanuit Kuala Lumpur. Singapore en Maleisië liggen zo dichtbij dat schepen en vliegtuigen uit die veel beter bestuurde landen zeker levens hadden kunnen redden. Volgens de schattingen van de World Health Organization gaat het om tienduizenden Indonesiërs die onnodig in levensgevaar blijven omdat de hulpverlening niet is opgewassen tegen de gevolgen van de ramp voor drinkwater en riolering. Nu komen er verhalen over hulpgoederen die niet aankomen bij de slachtoffers, maar door militairen tegen zwarte marktprijzen worden doorverkocht. Als zulke berichten afwezig blijven in India (armer dan Indonesië) , is dat nog een extra aanwijzing dat Indonesië slechter wordt bestuurd dan past bij het niveau van de welvaart (zeker, er zijn politieke spanningen tussen de centrale regering en de bevolking van Noord-Sumatra, maar ook rebellen zijn mensen).

De econoom Jeffrey Sachs had het meest pregnante commentaar op de ramp van 26 december. In iedere “normale” maand sterven meer kinderen in de tropen aan malaria dan het totaal aantal slachtoffers van de tsunami. Malaria valt gemakkelijk uit te roeien. Mijn huidige woonplaats heeft het ideale klimaat voor de ziekte (de 80 Chinese stichters van Kuala Lumpur verloren binnen een paar jaar 60 mijnbouwers aan malaria) en toch is malaria na een laatste opleving tijdens de Japanse bezetting nu geheel verdwenen. Het rijke westen zou de stille ramp van de malaria makkelijk het hoofd kunnen bieden wanneer de genereuze reactie op de vloedgolf nu ook geldt voor slachtoffers van malaria in de tropen. Dan zou de tweede kerstdag van 2004 toch nog één goed gevolg hebben.

Noodkreet van Brinkhorst

Voor de tweede keer neemt minister Brinkhorst afstand van het beleid van het kabinet, en voor de tweede keer heeft hij groot gelijk. Een paar weken geleden deed hij een klemmend beroep op VVD-kamerlid Hirsi Ayaan om haar tirades tegen de Islam te matigen. Dat viel verkeerd bij de VVD, bij NRCHandelsblad en bij de meeste collega’s in het kabinet, die allemaal hun standpunt laten domineren door de wens om niet toe te geven aan intimidatie. Dat is op zich een belangrijke zaak in een vrij land, maar in het geval van Hirsi Ayaan is een ander argument bepalend geworden, namelijk dat haar extreme uitlatingen geen nuttige bijdrage leveren aan een dialoog met moslims, maar alleen leiden tot godsdienstoorlog.

Toevallig was ik deze week bij een discussie over de vrije meningsuiting in Maleisie. De voorzitster van het Maleisische centrum voor onafhankelijke journalistiek pleitte overtuigend voor meer vrijheid in de media. Maar toen ik haar mening vroeg over uitlatingen van Theo van Gogh en Hirsi Ayaan zei zij zonder aarzeling: “hate speech, there should be a law against it”. Een ieder die deze maand het nazi-kostuum van de engelse prins Harry afkeurde zou zich moeten afvragen of Van Gogh en Hirsi Ayaan niet ook normen hebben overtreden. Minister Brinkhorst vindt kennelijk van wel.

Deze maand kwam er een tweede signaal van Brinkhorst. In het economenblad ESB schreef zijn hoogste ambtenaar een artikel dat een regelrechte aanval inhoudt op de VVD. De officiele auteur van het stuk staat bekend als een voorzichtig man die altijd zijn politieke baas probeert te dienen, dus ik neem maar aan dat Brinkhorst achter de tekst staat. Belangrijkste punt in het artikel is de angst dat de Nederlandse economie niet meer opveert uit de stagnatie door fouten van het kabinet Kok 2 en van de huidige minister Zalm. Tijdens Kok 2 heeft de overheid niet goed op de centjes gepast. Noodzakelijke hervormingen werden volgens Brinkhorst (zelf minister in dat kabinet) uitgesteld tot schade van de economie. De kabinetten-Balkenende hadden dus geen speelruimte toen de economie inzakte en botsten al snel tegen het plafond van drie procent voor het financieringstekort. Brinkhorst pleit er nu voor om de komende paar jaar dan maar zo’n tekort te accepteren en eerst de hogere lasten van de afgelopen twee jaar terug te draaien. Brinkhorst ziet “het risico dat Nederland niet echt kan aanhaken bij het herstel van de wereldconjunctuur”. De recente cijfers bevestigen die angst. In Duitsland steeg de export vorig jaar met 10 procent; in Nederland met 5 procent, ver beneden de norm voor zo’n uitstekend jaar in de wereldeconomie. Maar Duitsland is op weg naar lagere belastingen; in Nederland schroeft Zalm de belastingdruk omhoog met bijna 1 procent van de economie in de twee jaren 2004 en 2005.

Brinkhorst besluit een sombere analyse met een pleidooi voor lagere belastingen – wat betekent dat het tekort nog een paar jaar dicht bij drie procent zal blijven. Dat hij naar buiten komt met die mening zal wel betekenen dat hij in het kabinet er (nog) geen steun voor heeft. Misschien moeten de VVD-ministers eens kijken naar de VS waar president Bush aan het eind van 2002 zijn eerste minister van financieen ontsloeg. Bush en zijn vice-president Cheney wilden toen geen risico’s lopen met de nog broze conjunctuur en vroegen daarom de minister om lagere belastingen voor te bereiden. Minister O’Neill was echter meer gespitst op het financieringstekort en dat kostte hem zijn baan.

Brinkhorst heeft nog meer gelijk in het licht van de voorspelling in FEMBusiness dat dit jaar in Nederland de huizenprijzen fors gaan dalen. Dat wordt dan nog een zorg extra naast de zwakke dollar en de hoge olieprijs. In dit debat heeft President Wellink van de Nederlandsche Bank niets beters te melden dan dat de Nederlanders hun spaargeld vlotter moeten aanspreken. Zalm weigert ruimte te maken voor lagere belastingen, en minister De Geus doet niets aan de CAO-kartels tussen vakbonden en werkgevers, hoewel die zelfs in Duitsland nu afkalven. In dat trieste winterlandschap komt Brinkhorst met een helder en toepasselijk geluid. Er zijn al drie EU lidstaten met nog maar één tarief in de inkomstenbelasting (19 procent in Slowakije en 25 procent in Estland en Letland). Nederland steekt daar treurig bij af en ieder jaar uitstel maakt het contrast met de dynamiek van de kleine, nieuwe lidstaten alleen maar groter. Brinkhorst’s artikel klinkt als een wanhoopskreet – en daar is dan ook alle reden voor.

Categories: Uncategorized

FEM 12-04 Procyclisch beleid Nl – Beleid Nl 2005

December 30, 2004 Leave a comment

Met z’n allen in de fout

“Traag en stroperig” – dat is de bekende kritiek op het Nederlandse podermodel. Twee stappen naar voren en anderhalve stap naar achteren. Maar dat kan natuurlijk niet de hele waarheid zijn over de kwaliteit van de Nederlandse politiek. Als langdurig overleg uiteindelijk leidde tot goede uitkomsten, dan zou toch gelden: “eind goed, al goed”. Bovendien, een land dat veel tijd nodig heeft om te beslissen, heeft ook tijd om dwaze voorstellen af te zinken. Een zelden genoemd voordeel van het poldermodel is dat gevaarlijke ideeen weinig kans maken; ze zakken weg in het drijfzand van de vergadercultuur.

De Nederlandse economie is niet al drie jaar ziek, omdat wij door het podermodel altijd te laat zijn met verstandige besluiten, maar omdat wij door het poldermodel ook een paar grote fouten hebben gemaakt. Eén fout heb ik hier al vaak besproken: de eenzijdige nadruk op “loonmatiging” als recept tegen alle kwalen, zelfs nu de kans op succes nul is, omdat alle landen om ons heen ook een lage loonstijging hebben en Nederland zich daar niet spectaculair van kan onderscheiden. Nu komt het Internationale Monetaire Fonds met een andere zware kritiek op het Nederlandse economische beleid: er is geen Euroland waar het management van het financieringstekort zo fout is als Nederland.

Er zijn twee goede manieren om van jaar tot jaar om te gaan met het financieringstekort en er is één foute formule. Goed is om een meer-jarenplan te maken voor de uitgaven en de belastingen en dat plan consequent uit te voeren, ongelet schommelingen in de economische conjucntuur. Is de economische groei hoger dan verwacht, dan komt het tekort gunstiger uit, want de overheid ontvangt meer belasting en betaalt minder uitkeringen. Is de economische groei teleurstellend, dan wordt ook minder belasting betaald en zal het tekort wat hoger uitkomen. Over een kabinetsperiode kunnen mee- en tegenvallers elkaar compenseren, en zo niet, dan is er reden om het volgende regeerakkoord te baseren op meer voorzichtige veronderstellingen.

Een andere formule voor het tekort heeft ook voordelen: als de economische groei al te uitbundig wordt, probeer dan wat minder uit te geven, zodat de overheid een dempend effect heeft op de economie. Het zo gespaarde geld kan worden ingezet wanneer de conjunctuur in een ander jaar tegenzit: de overheid kan dan extra geld in de economie pompen en daarmee de teruggang van de private sector afremmen. Zo’n subtiel recept voor het financieringstekort werkt misschien beter in theorie dan in de politieke praktijk waarin het gevaar groot is van een eenzijdige toepassing: wél meer besteden als het slecht gaat, maar niet afremmen in de vette jaren. Daarom zijn de meeste academische economen voorstander van een vast meerjarenplan voor het financieringstekort dat niet reageert op tijdelijke mee- en tegenvallers in de economische groei.

In elk geval is er één slechte procedure, en dat is om nog eens extra te besteden in de goede jaren, en krampachtig af te remmen als de private sector het toch al moeilijk heeft. Laat dat nu precies zijn wat Nederland heeft uitgevreten over de periode van Duisenberg, Ruding, Kok en Zalm, en bovendien heftiger dan alle andere Euro-landen. Voor ieder procent oververhitting in de economie, deed de minister van financieen er gemiddeld nog eens 0.35 procent bovenop – en andersom in de magere jaren die daarmee zonder goede reden nóg moeilijker werden.

Minister Zalm, bij voorbeeld, stookte de kachel extra op in 2001 – ongetwijfeld met het oog op de verkiezingen van mei 2002. Voor 2003 bereidde hij een begroting voor die juist te streng was (Herman Heinsbroek’s intuitie als minister in Balkenende-I was op dat punt correct). Minister Ruding maakte grote fouten tijdens het kabinet Lubbers-II door niet meer te bezuinigen toen de economie sneller ging groeien.
Is deze kritiek van het IMF niet ook een kritiek op het knusse poldermodel, waarin op Prinsjesdag de partijen van de oppositie wel een eigen begroting indienen, maar bang zijn om met een ander financieringstekort te komen dan de regering en het Centraal Planbureau? Kritiek ook op een land waar de Centrale Bank te dicht aanschuift tegen de politiek en dus niet meer echt onafhankelijk is. Het valt me op dat de discussies over de opvolging van President Wellink bij de Nederlandsche Bank er van uitgaan dat als minister Zalm die baan wil, hij hem kan krijgen. In de VS zijn Prof. Martin Feldstein en Prof. Glenn Hubbard veelgenoemde kandidaten om voorzitter Greenspan op te volgen. Een andere cultuur met meer spanning en conflict in de politiek – en daarmee ook minder kans dat ministers het zó lang zó fout kunnen doen en zelfs van de politieke oppositie geen kritiek krijgen

Prioriteiten voor 2005

Volgens minister Brinkhorst van Economische Zaken gaat het nog steeds om de loonmatiging. Dan is er slecht nieuws: 2005 wordt het vierde jaar waarin daar niets van terecht komt. Volgens de laatste cijfers zullen de kosten in de Nedelandse industrie ook in 2005 zich ongunstiger ontwikkelen dan in de concurrerende landen. Dat was in 2002, 2003 en 2004 ook al zo. Vroeger was dat anders en het recept van loonmatiging had wél zichtbare gevolgen in de recessie van 1980-82. Toen bleven de kosten in Nederland inderdaad een paar jaar flink achter bij de concurrenten – in totaal 16 procent in de eerste drie jaar van het kabinet Lubbers-I. Wat een contract met Balkenende die de concurrentiepositie heeft zien verslechteren met 10 procent in de eerste twee jaar van zijn premierschap.

De strategie van Brinkhorst is om twee redenen mislukt. De loonstijging in het buitenland is al laag en Nederland kan daar alleen maar stevig onder komen door te devalueren, maar dat is onmogelijk sinds de invoering van de Euro. En de economische groei was tijdens de eerste drie jaar van Lubbers in totaal 8 procent, tegen een geschatte 1 procent voor het totaal van 2003, 2004 en 2005. Bij een behoorlijke economische groei gaat de bezettingsgraad omhoog en kunnen bedrijven dus meer produktie maken met hun machines of met de winst diepteinvesteringen doen. Dat is gunstig voor de kosten. Maar als de groei stagneert, zoals nu, blijft de bezettingsgraag laag en zal de produktiviteit tegenvallen.

Hier zijn mijn suggesties voor prioriteiten in 2005. In de eerste plaats het besef dat Nederland er rampzalig aan toe is. Nergens in de OECD is de economische groei over de jaren 2001-2005 zo laag als in Nederland en nergens heeft de regering zo’n foute aanpak. Als premier Balkenende dan ook nog aankondigt het “karwei te willen afmaken” schept hij de indruk dat het schip van staat op koers ligt. Helaas is dat niet zo.

Een eerlijke analyse moet beginnen met de verstoorde relatie met de 1 miljoen Nederlanders die God aanspreken als Allah. President Bush heeft al een paar dagen na 11 september een moskee bezocht, gebeden met moslims en verklaard dat God en Allah natuurlijk dezelfde zijn. Het zou hartverwarmend zijn wanneer onze koningin in een moskee diezelfde eenheid zou uitspreken. Daarna zouden de 16 miljoen Nederlanders samen moeten werken aan herstel van de rechtsstaat. Het is scheef wanneer iemand die in een radiouitzending een vaag dreigement uit aan het adres van een minister daarvoor 16 maanden onvoorwaardelijk de cel in gaat, terwijl grove beledigingen van de profeet Mohammed worden geprezen als voorbeelden van vrije meningsuiting. Minister Brinkhorst had groot gelijk toen hij Hirsi Ayaan dringend vroeg om haar wilde tirades te stoppen en het was verdrietig om te lezen dat de VVD hem daarvoor kritiseerde. De rechtsstaat geldt voor beledigde ministers, maar ook voor het echtpaar dat werd verdreven uit de woning in Amsterdam, voor de juwelier bij wie veertig keer is ingebroken, voor kamerlid Wilders en voor moslims die in hun geloof worden gekwetst.

Daarmee is de lucht geklaard om ook de economie aan te pakken. Op de Zwitserse website van UBS staat een gedetailleerde vergelijking van kosten in all Europese landen en daaruit blijkt dat Nederland niet slecht afsteekt bij de lonen, maar op de duurste plaats staat bij de huren in de vrije sector. Te veel Nederlanders wonen in goedkope corporatiewoningen en blokkeren zo een goede verdeling van de voorraad. Daarnaast zijn de huuradviescommissies de dood in de pot voor de vrije sector. Een buitenlandse manager die in Amsterdam wil huren betaalt veel meer dan zelfs in Zurich of Geneve. De verwoeste huurmarkt is misschien het grootste economische probleem van Nederland en de landelijke overheid moet het aanpakken, omdat de politieke samenstelling van de kiezers in de grote steden het lokaal onmogelijk maakt om er iets aan te doen.

Mijn vierde en laatste wens voor 2005 is het lokaal regelen van lonen, overtijdvergoedingen en werktijden. Duitsland is daar al verder mee dan Nederland. Alleen in Nederland hebben bij voorbeeld alle afdelingen van alle ziekenhuizen nog een identieke regeling voor overwerk – volgens deskundigen de grootste rem op meer produktiviteit in die belangrijke sector.

Balkenende kan beter ophouden over “afmaken van het karwei”, want hij heeft nog niets gedaan aan drie van de genoemde vier punten, en voor wat betreft de rechtsstaat lijkt hij nog te geloven dat Nederland een toonbeeld is van vrije meningsuiting. Eindelijk een “sense of urgency” en een nieuwe richting in het beleid – het is heel wat, maar in de eerste dagen van Januari zijn alle rechtschapen wensen geoorloofd.

Categories: Uncategorized

FEM 11-04 – Dollar – Zwakke Nederlandse economie

November 30, 2004 Leave a comment

Dollar naar Euro 1.40

Een wijs woord over de dollar kwam van Aziz McMahon, een currency strategist bij de ABNAMro Bank in Londen: “ What needs to happen to make people more positive about the dollar can only happen slowly”. De consequentie is dat de huidige zwakte van de dollar nog jaren kan duren – en veel erger kan worden.

Neem bij voorbeeld de trends in de Amerikaanse invoer en uitvoer. Amerika heeft een tekort op de lopende rekening, omdat de invoer met 1700 miljard dollar 50 procent groter is dan de uitvoer die dit jaar zal uitkomen op ongeveer 1150 miljard dollar. Dat betekent ook dat de uitvoer 50 procent sneller moet groeien dan de invoer, wil het tekort op de lopende rekening eindelijk gaan krimpen. Maar in de eerste helft van dit jaar name de export toe in een tempo van 12,8 procent en de invoer zelfs nog iets sneller met 13,4 procent. Er is dus nog niets zichtbaar van de enorme versnelling in de export die nodig is om op dit front verbetering te brengen.

De financiering van het Amerikaanse tekort op de lopende rekening laat zien waarom de dollar zwakker moet worden. Drie jaar geleden was de private sector nog bereid om het tekort te financieren met stabiele stromen van beleggingskapitaal naar Amerika. Op dit moment stroomt nog steeds privaat kapitaal naar de VS, maar het is “hot money”. Aziatische Centrale Banken en korte-termijn speculanten zijn nu nodig voor de dekking van drie kwart van het Amerikaanse tekort. Per dag moeten speculanten en Centrale Banken bijna twee miljard dollar extra absorberen. Na de snelle daling van de dollar in de afgelopen weken zullen zij zich afvragen hoe zinvol die beleggingsstrategie wel is. De Centrale Banken hebben geen winstdoelstelling, maar bedrijven ook geen liefdadigheid. Hoe slechter de vooruitzichten voor de dollar, des te eerder zullen China, India en andere Aziatische handelspartners besluiten om de mix van dollars en Euro’s in hun portefeuille aan te passen. Dan zal de dollar nog veel meer dalen, zoals vorige maand voorspeld door Prof. Ken Rogoff, de vorige hoofdeconoom van het Internationale Monetaire Fonds.

Ook een macroeconomische analyse – Amerika spaart niet genoeg en is dus verslaafd geraakt aan buitenlands kapitaal – bevestigt dat de dollar er slecht voor staat. Tijdens president Clinton stegen de nationale besparingen omdat de Amerikaanse overheid het tekort compleet wegwerkte en omzette in een overschot van meer dan 2 procent van de economie. Net als Wim Kok in zijn rol van minister van financieen in Lubbers-III wilde Clinton niet het verwijt krijgen dat hij de economie liet verzwakken en dus koos hij voor een conservatief fiscaal beleid. President Bush heeft het overschot verspeeld en op dit moment is er weer een tekort dat als percentage van de economie bijna even groot is als bij de start van Clinton in 1993. Bush heeft al aangekondigd dat hij de belastingen verder wil verlagen, en dus zal het tekort van de Amerikaanse overheid tussen nu en 2008 niet verdwijnen. Een verbetering in de nationale besparingen – noodzakelijk voor een lager tekort op de lopende rekening – moet dus komen van het bedrijfsleven of van de gezinnen. En daar zit de crux. Het is moeilijk te zien hoe de nationale besparingen in de VS kunnen toenemen zonder een lagere economische groei – óf omdat de bedrijven sparen door minder te investeren’ óf omdat de gezinshuishoudingen sparen door minder te besteden. De lagere economische groei is slecht voor de beurs en kan dus leiden tot grootscheepse verkoop van Amerikaanse aandelen door internationale beleggers. De afgelopen twee jaar hebben Europese aandelen al 20 procent beter gerendeerd dan Amerikaanse; beleggers kennen dat cijfer en raken steeds meer overtuigd dat Amerikaanse aandelen niet meer zo’n superieure belegging zijn als in het vorige decennium. Maar als hot money en de Aziatische Centrale Banken niet alleen een tekort op de lopende rekening moeten financieren maar ook nog eens tegenpartij moeten zijn bij grootscheepse verkopen van Amerikaanse aandelen, dan komt de dollar in een vrije val en gaat de Amerikaanse rente scherp omhoog.
We zullen de komende tijd elementen van zo’n slecht scenario wel zien verschijnen. De eerste reactie van de Amerikaanse beurs op de herverkiezing van Bush was nog positief, maar als de beurs binnenkort omslaat, stijgt de kans op een dramatische val van de dollar. Wat een verschil met drie jaar geleden toen president Duisenberg van de ECB zo veel dwaze kritiek kreeg vanwege de zwakke Euro en de sterke dollar!

Nederlandse economie zit vast

Toen het kabinet Lubbers-1 in de herfst van 1982 besloot om “loonmatiging” bovenaan de agenda te zetten, was de gemiddelde loonstijging in het Euro-gebied niet minder dan 11 procent. Zo’n hoog cijfer in de landen om ons heen biedt inderdaad de kans om vrijwillig pijn te lijden en een paar jaar flink onder het gemiddelde van de buren uit te komen. En dat gebeurde. In 1983 was de loonstijging in het bedrijfsleven in Nederland 6 procent onder het gemiddelde van het Eurogebied, in 1984 opnieuw 6 procent en in 1985 nog eens 5 procent voor een totaal van 17 procent in drie jaar.

In het rekenmodel van het Centraal Planbureau (CPB) zou een herhaling van die operatie net zoveel helpen als twintig jaar geleden. Maar het rekenmodel heeft geen oog voor het feit dat een loonstijging in Nederland die 5 of 6 procent lager is dan in het Euro-gebied nu onmogelijk is. De gemiddelde loonstijging in het Eurogebied is op dit moment 2 procent per jaar, en hoe zou Nederland daar substantieel onder kunnen komen? Bij een minimale loonstijging in het bedrijfsleven van 1 procent, is het voordeel voor de concurrentiepositie een nauwelijks zichtbare 2 – 1 = 1 procent per jaar – niet te vergelijken met de cijfers uit de jaren tachtig.

Het is echt dringend nodig om afstand te nemen van het rekenmodel van het CPB. Met Prinsjesdag bleek opnieuw hoe onzinnig de uitkomsten zijn. Jaar in jaar uit wint GroenLinks bij het CPB de eerste prijs met de beste uitkomst voor de economische groei. Dat komt omdat het rekenmodel geen waarde hecht aan de zaken waarop GroenLinks will bezuinigen, zoals aanleg van wegen of vliegverkeer. Zo kan GroenLinks bij elke begroting en iedere verkiezing goede sier maken bij het CPB door geld te sparen op transport en defensie en dat te gebruiken voor andere uitgaven van de overheid die in het rekenmodel wél belangrijk zijn voor de werkgelegenheid (bij voorbeeld meer ambtenaren of meer Melkertbanen). De kracht van Nederland als het Singapore of Hong-Kong van West-Europa speelt geen rol in het rekenmodel, en wat dus overblijft is de nadruk op loonmatiging – een recept dat niet werkt wanneer er geen ruimte is om het toe te passen.

Nederland heeft niets meer te zeggen over de wisselkoers, en de loonstijging bij onze Europese concurrenten is ook al heel laag. Dat betekent het failliet van de strategie van loonmatiging, maar het CPB en het kabinet houden er toch aan vast. Dat wordt dus niks, ook al omdat het kabinet verder zo weinig doet om de economie sterker te maken. Terecht schrijft Syp Wynia in Elsevier dat Balkenende heel wat meer heeft toegegeven aan de vakbeweging dan Lubbers in 1983 of 1991. De stakingen tegen de verlaging van de ambtenarensalarissen en tegen de bezuinigingen op de WAO waren harder dan de acties van 2004, maar Lubbers zette door, terwijl Balkenende – misschien tegen de zin van Zalm en de VVD – heeft toegegeven over de pensioenen.

En intussen worden de vooruitzichten somberder omdat drie indicatoren de verkeerde richting opwijzen. De wereldhandel vertraagt, de Amerikaanse dollar verzwakt en de olieprijs lijkt hoog te blijven. Gevaarlijk zijn de berichten in de markt dat de Russische centrale bank heeft besloten om het belang van de dollar in de reserves af te bouwen ten gunst van de Euro. Als andere centrale banken hetzelfde gaan doen, komt de dollar nog veel meer onder druk. De sterkere Euro betekent ook een nog lagere inflatie in heel Europa – een extra tijdelijke handicap voor de onmogelijke Nederlandse strategie van nóg lagere kosten dan in de omringende landen. Over de wereldhandel leren we meer wanneer IMF en OECD in December met de nieuwste prognoses komen. De laatste cijfers uit Oost-Azië laten zien dat de groei van de wereldhandel in 2005 zeker positief blijft maar twee of drie procent lager dan in het uitstekende jaar 2004. Het CPB voorspelde in september nog dat de Nederlandse export in 2005 zou groeien met 7 ½ procent tegen 5 procent in 2004, maar dat was gebaseerd op een hogere groei in Europa, een sterkere dollar en een lagere olieprijs. Hete ziet er nu helaas slechter uit op alle fronten en dat betekent een lagere groei in Nederland. De cijfers voor het derde kwartaal zullen in Europa al tegenvallen, en 2005 wordt zo het vijfde jaar met een te lage groei in Nederland. Het zou een teken moeten zijn dat de inzet op loonmatiging niet werkt en dat een veel radikaler strategie nu is vereist – waarbij Nederland niet goedkoper wordt maar anders en beter.

Categories: Uncategorized

FEM 10-04 Loonmatiging? – Zalm vs Thatcher- Vijf magere jaren

October 30, 2004 Leave a comment

Meer dan één route uit de recessie

De Begroting van Prinsjesdag leverde Nederland een artikel op in de Wall Street Journal. Gezien door de bril van een internationale zakenkrant ziet Nederland er toch weer anders uit dan in de vertrouwde visie van het kabinet en de Nederlandse media. Eén verschil valt onmiddellijk op: terwijl minister Brinkhorst vorige week vooral sprak over de noodzaak van loonmatiging, komt die term in de Wall Street Journal niet voor. De krant benadrukt vooral dat in Nederland de meeste werknemers part-time werken, en dat slechts één op de vijf werkende Nederlanders de volle 40 uur per week volmaakt.

Wat is kansrijker: loonmatiging of langer werken? Volgens de nieuwste berekening van het Centraal Planbureau (CPB) is loonmatiging nog steeds het juiste recept. Langer werken is zelfs slecht voor de economie volgens het rekenmodel, want als 20 mannen een werk kunnen doen in 38 uur, dan kunnen 19 mannen datzelfde werk verrichten in 40 uur en komt er dus één werkloze bij.

Onzin, maar wel consistente onzin. Een kortere werkweek is al lang succesvol in de rekenmodellen van het CPB. Bij de verkiezingen van 1998 bij voorbeeld stelde Groen Links voor om alle ambtenaren nog maar vier dagen te laten werken en bedrijven een boete te geven voor iedere traditionele werknemer die van Maandag tot en met Vrijdag op het werk komt. Het CPB beloonde dit voorstel met de eerste prijs bij de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s.

Hier wreekt zich het tot één land beperkte denkraam van het rekenmodel bij het CPB. De Wall Street Journal doet het anders en vraagt aandacht voor punten waar Nederland ernstig afwijkt van andere landen. Dat is o.a. de korte gemiddelde werkweek, en het kabinet zou daar iets aan kunnen doen door alle scholen per omgaande te dwingen tot een slimmer rooster met activiteiten tussen de middag en na schooltijd. 30 procent van de kinderen blijft over – als dat percentage stijgt en scholieren ook na schooltijd kunnen blijven, gaan de papa’s en mama’s meer uren werken. Een ruimer arbeidsaanbod zet neerwaartse druk op de lonen en dan komt de zogenaamde loonmatiging er langs natuurlijke weg.

Tot 1999 was de ontwikkeling van de kosten in Nederland geen probleem. Pas in dat jaar en in 2000 leidt de hausse op de huizenmarkt tot een gevaarlijke consumptiegolf. Nederlanders leenden toen per dag 100 miljoen Euro extra met als onderpand hun in waarde gestegen huis. En dan komt op 1 januari 2001 daar bovenop nog de verlaging van de inkomstenbelasting en een stijging van 11 procent in het nominaal besteedbare inkomen van de modale Nederlander. Tel het bij elkaar op, en Nederland is tussen 1999 en 2003 ongeveer 7 procent duurder en dus minder concurrerend geworden ten opzichte van de Euro-partners. De regering wil die handicap wegwerken met loonmatiging, maar dat drukt de consumptie en leidt zo tot nog meer werkloosheid. Daarom is het effectiever om de loonmatiging over te laten aan het gezond verstand van werkgevers en werknemers en politiek kapitaal in te zetten om de werking van de economie te verbeteren. Als Nederland meer kwaliteit kan bieden, is loonmatiging niet eens nodig.

De harde lijn van het kabinet tegen de vakbeweging lijkt stoer maar is politiek gemakzuchtiger dan het alternatief van echte hervormingen in de schooltijden, beter toezicht op de politie, snelle verkoop van huizen door de woningcorporaties en privatisering van de ziekenhuizen. Zulke maatregelen helpen de hele samenleving, niet alleen de exporterende industrie die als enige een belang heeft bij loonmatiging. Als de industrie op grote schaal marktaandeel in het buitenland had verloren tussen 1999 en 2002, dan was er nog wel een argument om met lagere kosten die markt snel terug te winnen, maar dat is niet het geval. De Nederlandse export van goederen bleef ook in die jaren vrijwel in lijn met het Europese gemiddelde, en dus is het probleem vooral dat de Nederlandse samenleving als geheel niet de kwaliteit kan bieden die past bij de zeven procent te hoge lonen.

In Nederland zijn scholen autonoom, is de politiebond machtig en beheersen woningcorporaties de markt in de grote steden. Het kabinet laat dat maar zo, en preekt over loonmatiging. Het is een bekrompen recept, ondersteund door de simpele berekeningen van het CPB, maar in strijd met het gezond verstand dat liever zou opmerken: waar wijkt Nederland ongunstig af en wat is daar snel aan te doen?

Zalm is geen Thatcher

De interviewer in “Buitenhof” vroeg wat ik vond van alle acties tegen het kabinet. “Dat er zo weinig mensen aan de andere kant van de streep staan. Tijdens de vorige recessie, in 1982 en 1983, waren de vakbeweging en de PvdA ook boos, maar tegelijk waren er grote groepen die juist wél steun gaven aan de bezuinigingen en andere acties van het kabinet Lubbers-I. De werkgevers stonden duidelijk achter het kabinet, een goed aantal universitaire economen en een deel van de media. Wat mij nu vooral opvalt – en dat is een heel slecht teken voor de toekomst – is dat er zo weinig supporters zijn voor Balkenende en Zalm.”

Ik ben geen aanhanger van de VVD, maar als ik me toch ongevraagd probeer te verplaatsen in de hun positie, dan zou dit mijn analyse zijn. 2004 is het vierde jaar met een te lage economische groei en 2005 wordt het vijfde. Misschien dat in 2006 eindelijk de groei weer aantrekt tot het normale niveau van 2 ½ procent, maar zelfs dan is het de vraag of de werkloosheid nog duidelijk daalt op tijd vóór de verkiezingen, die uiterlijk plaats vinden in januari 2007. Zalm en de VVD krijgen zeker de schuld van de werkloosheid want het CDA zal na die verkiezingen verder willen (moeten?) met de PvdA. Dan is het fraaier om strijdend ten onder te gaan, met een visie die rijker is dan het huidige aanbod. Hoe kunnen de hoofdartikels van NRCHandelsblad oproepen voor de VVD in 2007, wanneer de balans van vier jaar regeren luidt: “Zalm was vergeefs voor loonmatiging en Bolkestein waarschuwde vergeefs tegen Turkije”?

Er is nog tijd: De VVD zou kunnen kiezen voor een radikaal program, zoals destijds de Engelse Conservatieven onder Margaret Thatcher. Dat wil zeggen: vrije loonvorming, dus geen AVV, minder dan 100 procent loondoorbetaling in het eerste ziektejaar, snelle verkoop van corporatiewoningen, hogere collegegelden in combinatie met een academici-belasting, en meer wegenbouw. Natuurlijk zijn de vakbeweging, de PvdA en Groen Links daar ook tegen, maar dan gaat de verkiezing ten minste ergens over. De VVD zou in binnen- en buitenland respect winnen voor een samenhangend program dat nu nog radikaal klinkt, maar straks misschien heel normaal wordt. Ik heb immers niets genoemd wat niet al in veel landen doodgewoon is. Sterker nog: op alle punten wijkt Nederland op dit moment af van de norm in de best presterende buitenlanden.

Zalm’s beleid heeft nu nog als schraal hoofdgerecht het goedkoper maken van Nederland door loonmatiging. Als een groot deel van Nederland daar instemmend achter stond, kon Zalm zich gesteund voelen in zijn kritiek op de vakbeweging. Maar in het vinden van bondgenoten heeft de minister jammerlijk gefaald. Belangrijke groepen in het bedrijfsleven – bij voorbeeld de Amcham groep van ondernemers – vinden afschaffen van AVV en hervormingen in het eerste ziektejaar zinvoller dan loonmatiging. De minister luistert niet en voert nu een eenzame strijd.

Het is ook tactisch fout om de vakbeweging vooral te attackeren op het punt dat de leden meer willen verdienen. Iedereen weet dat de leden van de vakbeweging minder verdienen dan het gemiddelde, en dat maakt het genant om voortdurend de cipiers, de medewerkers van de gemeentereiniging of de verpleegkundigen te beleren dat hun lonen te hoog zijn voor economisch herstel. Thatcher deed dat anders, beter, en met meer politiek succes. Wie zelf rond rijdt in een auto met chauffeur moet niet beweren dat de chauffeur te veel verdient. Thatcher gaf in plaats daarvan de vakbeweging de zwarte piet voor verroeste structuren in de Engelse economie. “Loonmatiging” kwam in haar politiek woordenboek niet eens voor. In 1980 schreef haar latere minister van Financien, Nigel Lawson, dit over loonmatiging in een pamflet van de Conservatieve Partij:

“If wages are controlled by the government, then imbalances arise with shortages in some areas and unemployment in others and there is no way in which labour can be attracted to profitable firms. .. The ultimate connection between the productivity of a man’s labour and his wage is lost, and he regards his pay as being determinded by the government rather than by his own output and efforts. The harmful economic, social and political consequences of the growing politicization of the labour market can scarcely be exaggerated.”

Minister Zalm is geen Thatcher. Maar de VVD heeft de tijd om nog vóór de volgende verkiezingen een program te maken dat beter past bij de eisen van de 21ste eeuw. Of dat politiek slim is, gaat mij niet aan, maar economisch zou zo’n program meer lijken op wat andere landen doen die op dit moment meer succes hebben dan Nederland.

Vijf magere jaren

De voorspellingen van Prinsjesdag voor de economie in 2005 waren al niet goed; nu worden ze nog slechter. Het Centraal Planbureau (CPB) rekende toen met een olieprijs van 35 dollar en een Euro-dollar wisselkoers van 1.2 dollar per Euro – in de geforceerd optimistische veronderstelling dat zowel de olieprijs als de wisselkoers in ons voordeel zouden veranderen. Bovendien nam het CPB aan dat de wereldhandel bijna even snel zou blijven groeien als in de eerste helft van dit jaar. Maar zes weken na Prinsjesdag lijken alle drie voorspellingen al te optimistisch. Tenzij de huidige trends in de komende maanden voor 100 % omkeren, wordt de economische groei in Nederland in 2005 een stuk lager dan de op Prinsjesdag voorspelde 1,5 %. Een olieprijs van 50 dollar in plaats van 35 dollar heeft al tot gevolg dat we ongeveer 0.7 procent van het gdp extra afdragen als een soort belasting aan Opec. Daarbij komen nog de effecten van een zwakkere dollar en een nu al zichtbare vertraging in de wereldhandel. Ik verwacht voor de wereldeconomie nog wel een redelijk jaar, vooral omdat de korte rente zo laag is, en het monetaire beleid in de VS en in Oost-Azie krachtig blijft stimuleren, maar Nederland zal grote moeite hebben om zelfs een armzalige 1 procent groei te halen. Dat betekent een financieringstekort dat blijft botsen tegen het plafond van 3 procent en een werkloosheid van meer dan 7 procent. 2005 Wordt zo het vijfde jaar waarin de Nederlandse economie beneden normaal presteert.

Vorige week verscheen een nieuwe analyse van de Amerikaanse dollar door Ken Rogoff, de net afgetreden hoofdeconoom van het Internationale Monetaire Fonds. Terug aan de universiteit kan Prof. Rogoff nu weer vrij spreken. Hij is bang voor chaotische financiele markten zoals in de jaren zeventig. Rogoff vergelijkt Oost-Azie nú met West-Europa dertig jaar geleden en voorziet speculatieve aanvallen op de munten van China en de buurlanden die nu nog vast zitten aan de Amerikaanse dollar, maar straks gaan revalueren. Hij voorspelt een daling van veertig procent of meer in de dollar en schrijft: “The rest of the world is not going to have an easy time adjusting to a massive dollar depreciation”.

Rogoff heeft een voor de hand liggende aanbeveling voor de handelspartners van Amerika: versterk de binnenlandse economie, want die zal moeten zorgen voor meer werkgelegenheid als de dollar daalt en Amerika marktaandeel wint in de export. Dat recept is precies het omgekeerde van de strategie van het kabinet Balkenende II dat juist inzet op méér export door looonmatiging en weinig lijkt te doen om de binnenlandse sectoren meer flexibel te maken. Een debat over dit dilemma is dringend nodig, maar het kabinet lijkt niet te beseffen hoe weinig kans het recept van loonmatiging en meer export maakt in een jaar dat de olieprijs hoog is, de dollar zwak en de wereldhandel flauw.

Daarom ben ik lang niet zo somber geweest over de Nederlandse economie als nu. Ik hoop van harte dat ik het te zwart zie en dik ongelijk krijg, maar het lijkt me dat de situatie nu nog slechter is dan in 1982. Toen waren de topambtenaren in Den Haag, veel universitaire economen en een grote meerderheid van de werkgevers het er over eens dat de inflatie veel te hoog was, dat de uitkeringen eenmalig zuiniger moesten worden, en dat de prijscompensatie moest verdwijnen uit de lonen. Natuurlijk kwam daar verzet tegen van de PvdA en de vakbeweging, maar er waren genoeg voorstanders om vol te houden.

Nu dreigen vier verloren jaren voor de economie met een zwak kabinet zonder steun in de maatschappij. De ondernemers geloven niet in Balkenende – zie de enquete in het VNO-NCW tijdschrift Forum – en de universitaire economen geven nauwelijks steun. Straks is Wouter Bos minister-president van een PvdA-CDA kabinet zonder duidelijk mandaat – want het CDA zal bij de volgende verkiezingen nog één keer achter Balkenende moeten staan, en waarom zou de PvdA pijnlijke beslissingen nemen, wanneer de verkiezingszege zo gemakkelijk binnen bereik komt door fouten van de tegenstanders?

Er is iets weeks in de Nederlandse samenleving – misschien wel omdat wij altijd coalitie-regeringen hebben en proberen de problemen met eindeloos overleg op te lossen. In 1982 werd die weekheid gelukkig overwonnen dank zij duidelijke steun in de maatschappij voor het corrigeren van een aantal fouten uit de jaren zeventig. Anno 2004 is de slapheid helaas troef en moet het harde nadenken in de samenleving buiten Den Haag nog beginnen.

Categories: Uncategorized

NRCHandelsblad over de herverkiezing van Bush

October 27, 2004 Leave a comment

Bush

Amerikanen stammen van Mars; Europeanen van Venus. Europeanen vinden zichzelf subtiel en genuanceerd. Ze willen onderhandelen, diplomatie bedrijven en conflicten oplossen langs juridische weg. Amerikanen zijn sceptischer en kunnen niet vertrouwen op overleg en diplomatie in de strijd tegen gewetenloze terroristen. En Amerikanen herinneren zich nog hoe diplomatie niet hielp in 1914, bij het verdrag van Versailles na de eerste Wereldoorlog, en bij de pogingen om de terrorist Hitler af te kopen in Munchen.

De beeldspraak Mars-Venus van Robert Kagan geeft de kern van het conflict tussen Amerika en Europa goed weer, en mijn keuze is dan voor Amerika. President Bush heeft de wereldoorlog tegen het terrorisme niet gewenst en niet veroorzaakt, maar hij heeft nu de plicht om de vrije wereld zo goed mogelijk te verdedigen. Misschien dat ooit de Verenigde Naties daarbij beter kunnen helpen dan op dit moment, maar niet in de huidige vorm.

Bush is ervan overtuigd dat de overgrote meerderheid van de Moslims in vrijheid en tolerantie wil leven . Hij werkt harder om respect uit te dragen tegenover de Islam dan sommige Europese politici. Zijn militair leiderschap heeft al meer vrijheid gebracht in twee Moslim-staten. Stuurlui aan de wal zouden het ongetwijfeld beter doen – maar hadden wel fout voorspeld dat de oorlog in Afghanistan een tweede Vietnam zou worden en dat de bevrijding van Irak honderdduizenden gesneuvelde soldaten zou eisen. Als de wereld na 11 september iets vrijer en veiliger is geworden, komt dat niet door de VN of door de EU, maar door de visie van President Bush. Was ik Amerikaan, dan kreeg hij mijn stem – niet omdat hij foutloos is, maar omdat hij leiding geeft aan de vrije wereld in de strijd tegen het terrorisme.

Eduard Bomhoff is hoogleraar aan de Monash Universiteit in Kuala Lumpur

Categories: Uncategorized

FEM 9-04 Zwakke beurs – Betuwelijn en HSL

September 30, 2004 Leave a comment

Zwakke beurs II

De vette jaren 1982-2000 komen op de beurs in lange tijd niet meer terug. Die sombere voorspelling gaf ik op 28 augustus om drie redenen. Ten eerste: de koersen zijn in de drie negatieve jaren 2000-02 niet genoeg gedaald en dus is de beurs nog steeds duur geprijsd. Bovendien: de overgang naar een lage inflatie en een lage rente was heel positief voor de beurs, maar nu de inflatie laag is kan die niet nóg lager worden. Gunstig voor de beurs is vooral de overgang van hoge naar lage inflatie, en die ligt achter ons. Ten slotte: bedrijven hebben enorm geprofiteerd van de kapitalistische ontwikkeling in China en India. De vrije handel zal nog meer groeien, maar minder spectaculair dan tussen 1989 en 2000.

In het laatste nummer van de Bank Credit Analyst trekt hoofdredakteur Martin Barnes – een van de beste macro analysten in Noord-Amerika – nog een paar conclusies, en die zijn ook al niet vrolijk. Zijn voornaamste voorspelling gaat over de pensioenen, die hij in hoog tempo ziet veranderen van defined benefit (eindloon of middelloon) naar defined premium (eigen spaarpot per werknemer). De combinatie van een langdurig zwakke beurs met een voortdurend stijgende levensverwachting maakt de traditionele pensioenen te duur voor de ondernemingen. In de V.S. betaalt General Motors 6.2 miljard dollar per jaar aan de gepensioneerden, dat komt neer op bijna 2000 dollar per auto. Een jong bedrijf als Toyota heeft een goedkoper pensioenreglement en nog haast geen gepensioneerden, en komt dus uit met nog geen 200 dollar per auto. Hoge kosten van pensioenen verklaren ook een deel van de malaise bij de grote vliegtuigmaatschappijen. Computerbedrijf IBM moet volgens Business Week misschien 6.5 miljard dollar bijstorten in het pensioenfonds. Allemaal hele grote bedragen en dus voorspelt Barnes dat de jongere werknemers hun eigen spaarpot voor de oude dag moeten regelen. De werkgever zal in de toekomst ieder jaar een percentage van het loon in de pot storten, maar niet meer een garantie geven over de opbouw van het pensioen.

In Nederland hebben een paar multinationals al het pensioenreglement veranderd. Meer bedrijven zullen volgen, ook vanwege veranderingen in de regels voor het jaarverslag. Geen enkel bedrijf wil een onbeheersbare verplichting op de balans – en dus is de echte discussie al niet meer “eindloon of middelloon”, maar “collectief of individueel”. De beurs is zwak, maar tegelijkertijd stijgen de eisen aan het pensioenvermogen omdat de levensverwachting ieder jaar met een maand toeneemt. Als we niettemin een collectief pensioen willen redden – en daar zijn heel goede redenen voor – dan zal de formule voor het pensioen radikaal moeten veranderen.

Martin Barnes maakt in zijn sombere analyse van de beurs nog een belangrijke voorspelling: een guur klimaat voor de werkgelegenheid in de financiele sector. We zagen in Nederland al dat de Robeco groep een flink aantal beleggingsfondsen schrapte. Die trend is ook in Amerika zichtbaar. Tussen 1990 en 2000 steeg het aantal beleggingsfondsen van duizend naar bijna vijfduizend. Op de top waren er meer fondsen dan beursgenoteerde aandelen, maar sinds 2001 is het aantal beleggingsfondsen gestaag aan het dalen.

Barnes waarschuwt met name tegen de hedge funds. Bij de aanbieders van fondsen zijn die reuze populair, want de vergoeding voor kosten is genereus en er zijn nauwelijks restricties op de beleggingen. Resultaten van de hedge funds voor de beleggers vallen echter tegen: over de afgelopen tien jaar heeft het gemiddelde hedge fund niet significant beter gepresteerd dan de index. En als de komende tien jaar de beurs gemiddeld niet meer dan zo’n zeven procent per jaar gaat opleveren, komt er van de beloftes van de hedge funds even weinig terecht als bij de “winstverdriedubbelaars”. Wanneer de beurs stijgt met twintig procent per jaar, zoals tussen 1995 en 2000, dán kunnen fondsbeheerders mooi meeliften, maar bij een langdurig zwakke beurs worden de hedge funds een loterij met veel nieten. Beleggers zullen inzien dat de mix van risico en rendement bij de hedge funds veel ongunstiger is dan bij een traditioneel beleggingsfonds, en dus gaan in die hoek ook klappen vallen.

Geen vrolijke voorspellingen, maar ze steunen helaas op cijfers die ook de grootste optimist moeilijk kan wegpoetsen. Over de periode 1995-2000 kwam méér dan de helft van de koersstijging op de beurs van een almaar hogere koerswinstverhouding. Die kw is wel gedaald sinds 2000 maar nog steeds hoger dan het gemiddelde op lange termijn. Koersen kunnen dus de komende jaren moeilijk sneller stijgen dan de winsten, en de winsten houden ongeveer gelijke tred met de macroecomomie. Liever krijg ik ongelijk, maar de financiele logica voorspelt een zwakke beurs.

Eindeloos conflict over staal en beton

De Betuwelijn en de HSL – ze blijven controversieel. Tv-programma’s benaderen Uw columnist tot in het verre Maleisie om oude discussies uit 1993 en 1994 opnieuw in perspectief te plaatsen. De twee spoorlijnen krijgen al die aandacht in de media niet omdat er de hoop is op een sappig corruptie-schandaal, of omdat politici in 2004 er alsnog schade van kunnen ondervinden. Ten minste twee oud-ministers, Netelenbos en De Boer, en misschien een derde, Jorritsma, hebben gefoezeld met cijfers en de Kamer oneerlijk voorgelicht, maar zijn allemaal al weg uit de actieve politiek. De aandacht in de media komt vanwege de diepe emoties bij veel tegenstanders, zeg maar gerust de haat die ze koesteren tegen deze grote projekten. Ook al ontbreekt er nog maar één biels aan de Betuwelijn, dan nog zullen tegenstanders oproepen om de aanleg te staken.

In 1994 en 1995 was ik tijdelijk betrokken bij de economische analyse van Betuwelijn, HSL en uitbreiding van Schiphol met twee extra landingsbanen. Er lagen negatieve adviezen voor alle drie projekten van het Centraal Planbureau (CPB), en de VVD aarzelde. Partijleider Bolkestein zei: “als de Betuwelijn zo’n goed idee is, waarom kan de private sector die dan niet financieren?” Dat argument konden economen in ieder geval weerleggen. De Nieuwe Waterweg was in 1872 ook een goed idee, maar de overheid moest er voor betalen. Hamburg en Antwerpen concurreerden toen ook al met Rotterdam, maar hadden een natuurlijke verbinding met de zee. Rotterdam kon daarom geen hogere havengelden in rekening brengen, want dan zou de scheepvaart vertrekken naar Duitsland of Belgie. De voordelen van de Nieuwe Waterweg lagen in de economische groei van de regio Rotterdam – en het hele Nederlandse achterland. Ook al zou de overheid nooit de kosten van aanleg kunnen doorbelasten aan de gebruikers, zelfs dan zouden de baten voor de hele economie (extra banen, meer belastinginkomsten) de aanleg kunnen rechtvaardigen.

Het CPB hanteert (nog steeds) een rekenmodel waarin een vaarweg alleen telt vanwege de havengelden en een spoorbaan uitsluitend vanwege de kaartverkoop. Het rekenmodel heeft de ingebouwde beperking dat een eventuele push voor de nationale economie bij voorbaat is uitgesloten. Ik had in 1995 een debat hierover met direkteur Don van het CPB en vroeg hem naar de mogelijke baten in de 19e eeuw van de Nieuwe Waterweg. Don was trouw aan zijn eigen rekenmodel en ontkende dat die ooit leidde tot meer banen, hoewel de snelle uitbreiding van Rotterdam na de opening van de Nieuwe Waterweg het zichtbare bewijs is van het tegendeel.

In de internationale literatuur is de visie van het CPB uniek – beter gezegd: onbekend, want Don en zijn medewerkers slagen er al vele jaren niet meer in om met hun visie op infrastructuur door te dringen in internationale vaktijdschriften. Niet alle infrastructuur is nuttig, maar de Nieuwe Waterweg, Schiphol en de TGV in Frankrijk hebben wel degelijk grote voordelen voor de nationale economie. Ik heb in 1995 geschreven dat de CPB-aanpak is gebaseerd op een ondeugdelijk a-priori en een ongeschikt rekenmodel. Pikant detail: de prognoses van het CPB voor het vervoer van containers met de Betuwelijn waren gebaseerd op Duitse cijfers van vóór de Duitse hereniging en sloegen dus ook al nergens op.

Het echte probleem met de analyse vooraf van de Betuwelijn is altijd geweest dat er niet genoeg vergelijkbare projekten zijn in andere landen. Over de HSL kunnnen we veel leren in Frankrijk, bij voorbeeld dat huizenprijzen sterk stijgen in de wijde omgeving van halteplaatsen en dat Departmenten daarom vechten om een HSL-station. De Betuwelijn is unieker, en bovendien behept met de politieke onzekerheid dat de Bundesbahn misschien toch Hamburg wil bevoordelen in de tarifiering. Het blijft daarom een onzeker projekt, maar leek in 1994 het risico van 3 miljard Euro waard, omdat in die tijd Rotterdam in gevaarlijk tempo marktaandeel verloor aan Hamburg, Antwerpen en Le Havre. Ik heb de Betuwelijn altijd vooral gezien als een verzekering tegen verdere afkalving van de positie van Rotterdam en dan is een verzekeringspremie van 3 miljard niet excessief. Daarbij komt nog het vaak verwaarloosde aspect van de veiligheid. Zonder Betuwelijn moeten al die containers per trein óf door de centra van Gouda, Utrecht en Arnhem, óf door de binnnensteden van Dordrecht, Breda, Tilburg en Eindhoven. Alle zorgen over de chemische treinen vanuit Delfzijl gelden ook voor de containers van de Betuwelijn.

De Betuwelijn is al bijna klaar, en dan worden deze discussies van tien jaar geleden achterhaald door feitelijke cijfers over het aantal containers dat zonder overlast per trein naar Duitsland reist. Maar de blinde vlekken bij het CPB blijven belangrijk. Gelukkig luisterde het kabinet niet naar het CPB in 1994 over Betuwelijn, HSL en Schiphol, maar het Planbureau blijft invloedrijk rekenen met foute rekenmodellen voor de Nederlandse economie. Meer daarover een volgende keer.

Categories: Uncategorized

FEM 8-04 Recessies vergeleken – Aandelenrendement

August 30, 2004 Leave a comment

Twee recessies

Van generaals wordt wel gezegd dat ze proberen de vorige oorlog nog een keer te winnen, en over het hoofd zien dat de vijand niet heeft stil gezeten. In de economische politiek geldt hetzelfde gevaar. In de jaren zeventig keken de kabinetten Den Uyl (1973-77) en Van Agt-Wiegel (1977-81) in de achteruitkijkspiegel terug naar de grote depressie van de jaren dertig. Den Uyl en Van Agt-Wiegel dachten dat ze de bestedingen kunstmatig moesten opvoeren om de economie te helpen – een recept dat goed paste bij de grote depressie maar nergens op sloeg voor de periode na de eerste oliecrisis. Vooral de overheid zelf smeet met geld. Tussen 1973 (laatste jaar vóór de hogere olie- en gasprijzen) en 1979 (laatste jaar vóór de recessie) groeiden de kosten van de ambtenarij met meer dan 100 procent. De overheid besteedde niet alleen alle winst op het aardgas maar ging ook nog 3 procent van de economie per jaar extra lenen. Onzin, maar wijdverbreide onzin, waar zelfs De Nederlandsche Bank onder president Zijlstra aan mee deed. Daarom moest het kabinet Lubbers wel het omgekeerde beleid uitvoeren: lagere uitkeringen en een goedkopere overheid.

Het echte probleem in de jaren zeventig was gebrek aan winst in de industrie en een guur anti-bedrijfsleven klimaat in de politiek. In zijn beroemde Nijmeegse reden had premier Den Uyl zelfs uitgelegd dat voortaan alleen de overheidssector nog zou groeien en dat alle kinderen en studenten dus maar een opleiding moesten kiezen voor de collectieve sector. Shell opende een nieuw kantoor aan het Hofplein in Rotterdam en de wethouder verklaarde dat dit de laatste keer was dat een multinational welkom was in de stad.

Nu gaat het opnieuw slecht in Nederland, maar de periode vóór de huidige crisis was niet te vergelijken met de tijd van Den Uyl en Van Agt. De kabinetten Kok waren niet anti-bedrijfsleven en de lonen stegen niet kunstmatig omdat de regering te veel geld in de economie pompte, maar omdat het bij ons (gelukkig) beter ging dan in Duitsland. De enige grote macroeconomische fout van de regering was de invulling van de belastingverlaging van januari 2001 met een BTW-verhoging op hetzelfde moment. Die combinatie van méér netto salaris en hogere prijzen leidde tot een inflatie van 4,5 procent in dat jaar met een machteloze toekijkende Nederlandsche Bank omdat de rente tegenwoordig in Frankfort wordt geprikt.

De piek in de inflatie is gelukkig voorbij en de loonstijging in Nederland is lager dan gemiddeld in Europa. De regering zou nu helemaal moeten ophouden over loonmatiging en in plaats daarvan moeten inzetten op méér gewerkte uren en méér flexibiliteit. Wat dat betreft is het beleid in Duitsland nu al vooruitstrevender dan bij ons. Grote én kleine bedrijven treden daar uit de landelijke CAO’s en maken eigen afspraken over de werkweek en de salarissen. Managers bij Daimler accepteren zelfs een 10 procent lager loon en bij Siemens gaan wernemers weer gewoon 40 uur werken. Dat zijn acties die nooit landelijk kunnen worden afgesproken, maar die best bespreekbaar zijn in een individuele onderneming wanneer anders dreigt dat de produktie verhuist naar Centraal Europa.

In Nederland wachten bedrijven nog te veel op het rituele overleg in Den Haag – vaak ook omdat ze machteloos zijn gebonden aan landelijke CAO’s (in Duitsland kan elk bedrijf het lidmaatschap opzeggen van het duitse VNO-NCW en is dan vrij om zelf afspraken te maken – in Nederland is dat alleen mogelijk voor de grootste bedrijven, een lelijk stuk discriminatie tegen het midden- en kleinbedrijf en vooral tegen startende ondernemingen).

Het beste economische nieuws voor Nederland zou zijn dat minister De Geus dezelfde vrijheid invoert als in Duitsland: vrijheid voor bedrijven om zelf de lonen en de werktijden te regelen. In de zorgsector is die vrijheid overigens ook dringend gewenst en bij de politie is het onzin dat een agent in (duur) Amsterdam niet meer mag verdienen dan in (goedkoop) Friesland. Nu PvdA-leider Bos heeft aangegeven weinig te zien in landelijke vergaderingen over de lonen, heeft het kabinet een unieke kans om Nederland bij bedrijfsleven, zorgsector en politie de vrijheid te geven die in zo veel andere landen al vanzelfsprekend is.

Grauw perspectief op de beurs

Tot 2000 was beleggen in aandelen twintig jaar lang het beste wat we konden doen. Één euro belegd in 1980 groeide tot 12 of 13 Euro in twintig jaar, en dat is nog ongerekend het dividend. Eerst stegen de koersen in de rijke landen met een factor 3 in de tachtiger jaren, en daarna nog eens met een factor 4 in de tien jaar na de val van de Berlijnse muur.

Die tijd komt voorlopig niet meer terug en beleggen in aandelen blijft de volgende tien jaar voor de gemiddelde belegger een matig genoegen. Hier volgen drie redenen om voor lange tijd sceptisch te blijven over de beurs.

De zwaarste negatieve factor is dat de koersen tussen 2000 en vandaag niet genoeg zijn gedaald om weer ruimte te creeeren voor een mooie bull market. In eerdere recessies op de beurs stortten de koersen in totdat beleggers in wanhoop niets meer met de beurs te maken wilden hebben. Deze keer was de recessie in de Verenigde Staten slechts een rimpel in de economische groei. Dat blijkt ook uit het gering aantal faillissementen: Enron ging failliet door zwendel en het blijft tobben in de luchtvaart, maar voor het overige waren er in Amerika weinig grote faillissementen en massa-ontslagen. De beurs daalde wel in drie achtereenvolgende jaren, maar heel geleidelijk en de traditionele paniek-verkopen in de laatste fase van een bear market bleven uit.

We weten de verklaring: een ruim-geld beleid van de Amerikaanse centrale bank, zodat de rente – zowel lang als kort – duidelijk kunstmatig laag is in verhouding tot de inflatie. Heel bewust heeft voorzitter Greenspan van de Fed zelfs het risico van een hogere inflatie geaccepteerd. Eerst was het excuus dat de geldpolitiek moest compenseren voor de lagere beurs; nu beweert de centrale bank dat er nog genoeg extra capaciteit is in de economie om te blijven stimuleren. Een nieuwe analyse van Prof. Bill Dunkelberg over het Amerikaanse midden- en kleinbedrijf wekt twijfel aan die hypothese van slack in de economie. Volgens Dunkelberg kan de werkloosheid in Amerika al haast niet meer verder dalen en is het onrealistisch om te hopen op een terugkeer van de arbeidsmarkt van vlak vóór de top in 2000. Als hij gelijk heeft, moet in Amerika de rente nu gestaag omhoog en dat is op zich al niet goed voor de beurs. Maar belangrijker is dat de autoriteiten met hun lage-rente beleid de traditionele shake-out hebben voorkomen, en daarmee ook de kans op een mooie spurt omhoog die beleggers weer enthousiast maakt.

Verder zal de beurs het moeten doen zonder de twee ondersteunende krachten van de periode vóór 2000. De inflatie daalde toen gestaag omdat de publieke opinie genoeg had van de hoge en onvoorspelbare prijsstijgingen in de jaren zeventig. Nu is de inflatie laag en kan dus niet nog een keer dalen.

Ook kregen de koersen mooi steun van de liberalisering in de wereldhandel. China en India (samen goed voor een derde deel van de wereldbevolking) gingen open voor internationaal zaken doen, en door de containers werden transportkosten over zee zó laag dat bedrijven makkelijk konden outsourcen. Dat hielp voor de kosten en dus voor de winst. Misschien komt er de komende tien jaar nog meer economische vrijheid in de wereld, maar dan in kleinere landen – met de opening van China en India zijn de grootste stappen naar vrije handel al gezet.

Drie redenen voor bescheiden verwachtingen van de beurs in Amerika en Europa. Geen koersen die in tien jaar nog eens drie of vier keer zo hoog worden. En omdat in veel rijke landen – waaronder Nederland – de huizenmarkt ook al niet goedkoop is geprijsd, komt er de komende tijd geen steun voor de conjunctuur vanuit de vermogensmarkten. Daarom is 2 – 2 ½ procent per jaar een realistische schatting voor de gemiddelde groei in een land als Nederland over de komende vijf tot tien jaar. Het gemiddelde over de lange termijn was ongeveer 2 ½ procent, maar dat lijkt nu een bovengrens. Ten eerste omdat er geen steun komt van de beurs en de huizenmarkt, en bovendien omdat de combinatie van lage economische groei en vergrijzing het moeilijk maakt om ruimte te vinden voor lagere belastingen. Daarmee vervalt nog weer een bron van dynamiek in de economie. Je zou haast zeggen dat de toekomst er saai uitziet – maar dát is een voorspelling die nooit uitkomt.

Categories: Uncategorized

FEM 7-04 Dutch disease – Aardgasbaten – Loonmatiging

Dutch Disease

De uitdrukking is afkomstig uit Engeland – waar ze nog meer charmante uitdrukkingen weten voor de Hollanders, bij voorbeeld “Dutch treat” voor een feestje waar iedereen voor zichzelf moet zorgen. De economen Corden en Neary introduceerden in 1982 de term Dutch Disease voor een land waar het manna van het gratis aardgas een nare smaak krijgt en lijkt te leiden tot méér in plaats van minder rijkdom. Nederland deed het inderdaad opvallend slecht in de periode na de eerste oliecrisis (1973-75), juist toen het aardgas uit Slochteren miljarden begon op te leveren. Tussen 1973 en 1990 groeide de economie in Nederland slomer dan in Frankrijk, Duitsland, Italie, Belgie en Luxemburg (de vijf partners in de EEG), en bleef ook achter bij Engeland (olie in de Noordzee), Noorwegen (olie) en – buiten Europa – Canada (gas).

Corden en Neary hadden een puur economische verklaring voor de Dutch Disease. In hun economisch model zijn er drie sectoren: de winning van aardgas (of olie), de industriele export en de binnenlandse economie waar buitenlandse handel en de wisselkoers niet relevant zijn. Het gas wordt geexporteerd, en de voorraad internationale deviezen neemt dus toe. Bij Corden en Neary is er geen tegengestelde stroom van beleggingskapitaal, zodat een overschot op de lopende rekening door méér verkoop van gas direkt leidt tot méér geld in Nederland en tot hogere prijzen en lonen. Bij de kapper is dat geen probleem: met hun hogere loon betalen de klanten de hogere prijs, en alleen in Baarle-Nassau of Winterswijk wordt het de moeite waard om in het buitenland naar de coiffeur te gaan. Schade komt binnen bij de exporterende industrie die marktaandeel verliest vanwege de hogere binnenlandse kosten.

Het economisch model van Corden en Neary paste bij twee typerende trends in Nederland vijfentwintig jaar geleden: een hogere inflatie dan in Duitsland en Belgie en werkloosheid in de industrie. Maar waarom geen Double Dutch Disease in Noorwegen? Twintig jaar later proberen economen de puzzel beter te verklaren. We weten nu dat er in de rijke landen gemiddeld geen Dutch Disease heerst: Noorwegen, Canada en Australie hebben geen last van hun rijkdom aan grondstoffen, maar wereldwijd is er wel een ander verband. Middle income countries met veel olie en periodieke verkiezingen (Venezuela, Nigeria) lijken het slechter te doen dan landen met olie maar zonder echte democratie (de Golf-staten, Iran).

Wat kan Nederland leren van dit nieuwe patroon? Noorwegen is een glanzend voorbeeld van een land dat wijs genoeg was om de winst van de olie gescheiden te houden van het lopende budget van de overheid. Precies wat Nederland had moeten doen en dan was er nooit een Dutch Disease geweest, maar dat is wijsheid achteraf. Australie was heel lang een economische achterblijver, maar heeft nu een beter werkende arbeidsmarkt en meer marktconform hoger onderwijs dan Nederland. Australie (en Nieuw-Zeeland) moeten ook wel slim zijn met het beleid want de geisoleerde ligging in de stille Zuidzee is een groot economisch nadeel. Canada en Australie hebben trouwens ook nog lessen voor Nederland als het gaat om immigratie.

Als we dit allemaal combineren, dan verschijnt het volgende beeld voor Nederland: een democratie zal altijd moeite hebben om verstandig te reageren op de luxe van bijna gratis geld uit aardgas of olie. Het grootste gevaar is dat politici tegen elkaar gaan opbieden met leuke dingen voor de mensen en dat ze vergeten om op de concurrentie te letten. Canada kan niet lang doorgaan met politieke fantasieen, want anders emigreren artsen, ingenieurs en ondernemers naar de V.S. Australie en Nieuw-Zeeland hebben harde verkiezingen uitgevochten om hun welvaartsstaat aan te passen aan de eisen van de wereldeconomie. Nederland probeert met consensus de economie sterker te maken, maar laat dan vaak zinvolle (en dus altijd controversiele) maatregelen achterwege bij een eenzijdige nadruk op loonmatiging. Gebrekkige analyse en een te eenzijdig recept dat fantastisch werkt in de rekenmodellen, maar in werkelijkheid erg veel tijd kost – en dus de economische groei onnodig lang onder druk zet. Meer daarover de volgende keer.

Leuke dingen voor de mensen

Geld uit het aardgas dat rijkelijk stroomt en politici die tegen elkaar opbieden met “leuke dingen voor de mensen” – dat was het treurige recept van Nederland tijdens de kabinetten Den Uyl (1973-77) en Van Agt-Wiegel (1977-81). Oppervlakkig beschouwd leek het alsof door de winst op het aardgas de lonen te snel stegen en daardoor de industrie niet meer kon concurreren met andere landen. De diepere oorzaak was echter niet het aardgas – kijk naar Noorwegen, Australie en Canada waar iedereen juist blij is met de aanwezigheid van grondstoffen. Alleen in combinatie met foute economische ideeen en foute politieke campagnes werd aardgas tot een explosief mengsel dat grote schade aanrichtte. Politici in Den Haag en journalisten in Amsterdam en Rotterdam deden meer kwaad dan de gasbel in Slochteren.

Tussen 1973 (laatste jaar vóór de hogere olie- en gasprijzen) en 1979 (laatste jaar vóór de recessie) groeiden de kosten van de ambtenarij met meer dan 100 procent. De overheid besteedde niet alleen alle winst op het aardgas maar ging ook nog 3 procent van de economie per jaar extra lenen. Journalisten en politici waren ervan overtuigd dat de lonen bij overheid en bedrijfsleven ieder jaar ten minste zo hard moesten stijgen als het jaar tevoren; dan was er genoeg koopkracht voor de bestedingen in de winkels. Onzin, maar wijdverbreide onzin, waar zelfs De Nederlandsche Bank onder president Zijlstra aan mee deed.

De echte makke van de periode na 1973 was premier Den Uyl die in zijn beroemde Nijmeegse rede uitlegde dat voortaan alleen de overheidssector nog zou groeien. Shell opende een nieuw kantoor aan het Hofplein in Rotterdam en de wethouder verklaarde dat dit de laatste keer was dat een multinational welkom was in de stad. Zo guur was het klimaat waarin het bedrijfsleven moest opereren, en dat lukte dus niet. Na 1982 duurde het heel wat jaren van soberheid voordat Nederland de schade had gerepareerd. Het recept had drie onderdelen: een eenmalige bezuiniging bij de overheid, het afschaffen van de automatische prijscompensatie in de lonen, en een hoge werkloosheid die de vakbond vanzelf heel voorzichtig maakte.

Dat recept kan Nederland in 2004 niet nog een keer uitschrijven. De overheid is al goedkoper dan gemiddeld in Noord-West Europa, maar de files en de criminaliteit zijn hoger dan elders – het zou onlogisch zijn om dan extra te besparen bij de overheid. De prijscompensatie is nooit meer opnieuw ingevoerd en hoeft dus ook niet voor de tweede keer te worden afgeschaft. En laten we hopen dat de werkloosheid niet opnieuw stijgt tot de piek van 9,4 procent in 1983 die toen nodig was om de vakbeweging te disciplineren (de laatste prognose voor 2005 is een werkloosheid van 7 procent, ook al erg genoeg).

De boom tussen 1997 en 2001 was niet te vergelijken met de situatie vijfentwintig jaar eerder en de recessie nu vraagt dus ook om een ander recept. De lonen stegen dee keer niet kunstmatig omdat de regering te veel geld in de economie pompte, maar omdat het bij ons beter ging dan in Duitsland. De enige grote macroeconomische fout van de regering was de invulling van de belastingverlaging van 2001 die leidde tot een inflatie van 4,5 procent in dat jaar met een machteloze toekijkende Nederlandsche Bank omdat de rente tegenwoordig in Frankfort wordt geprikt.

Er is geen snipper bewijs in de nederlandse geschiedenis dat praten en preken over loonmatiging helpt. Er resteert maar één manier om anti-inflatiebeleid te voeren bij een vaste wisselkoers en een extern gedicteerde rente en dat is een betere werking van de markten in de economie. Daarom is het goed dat minister De Geus heeft verklaard dat hij geen CAO’s zal opleggen aan bedrijfstakken (algemeen verbindend verklaren) wanneer de afgesproken loonstijging hem niet bevalt. Nu zou de minister nog een soortgelijke actie moeten nemen met het eerste ziektejaar – waar Nederland een uitzondering is in de hele wereld: ook geen CAO opleggen aan een bedrijfstak wanneer het loon voor 100 procent wordt doorbetaald tijdens de eerste twaalf maanden ziekte. Volgende keer nog een paar suggesties.

Loonmatiging

Het gaat al drie jaar lang heel slecht met de Nederlandse economie en de bedrijven maken niet genoeg winst. Tot zo ver is iedereen het eens. Verschil van inzicht komt er bij het uitschrijven van een passend recept. Traditioneel verwacht de regering veel van taboureren op het thema “loonmatiging”. Het lijkt een logische aanbeveling, maar er is één probleem: geen snipper bewijs dat koffie drinken in Den Haag helpt. Dr. Noé van Hulst van de Vrije Universiteit bevestigde in zijn proefschrift wat monetaristen zoals Uw columnist eerder al hadden beweerd: de loonstijging hangt ook in Nederland af van economische determinanten en niet van “een dringend beroep op de sociale partners”. Inflatie hoog: vakbeweging wil compensatie in de lonen. Werkloosheid hoog: vakbeweging wordt heel voorzichtig. Economie in hoogconjunctuur: werkgevers bieden méér voor personeel. Economie in recessie: werkgevers weten dat personeel niet gauw wegloopt.

Wat wél helpt zijn acties die de arbeidsmarkt beter laten werken. Bovenaan de lijst hort dan het afschaffen van het opleggen van CAO’s aan complete bedrijfstakken (het algemeen verbindend verklaren). Beginnende en kleinere ondernemers kunnen niet de hoge lonen en royale secondaire voorwaarden betalen die gebruikelijk zijn in grote, gevestigde bedrijven (dat is natuurlijk ook de reden dat grote bedrijven graag samen een CAO afspreken en die dan dwangmatig opleggen aan de kleintjes – zo maken ze toetreding tot hun sector moeilijker). Kwik-fit kon alleen maar groeien omdat het wist weg te komen uit de dure CAO van de gevestigde garage-bedrijven. Het resultaat: goedkopere service voor de klanten. Lagere prijzen houden in dat autobezitters elders meer kunnen besteden en dus stijgt in totaal de werkgelegenheid.

Alles wat minister De Geus daarom kan doen om de arbeidsmarkt beter te laten werken is behulpzaam. Applaus voor de bewindsman omdat hij heeft aangekondigd dat een CAO met een hoge loonstijging niet langer branche-wijd wordt opgelegd. Een ovatie wanneer hij ook nog zou besluiten om CAO’s terzijde te leggen wanneer ze automatisch het loon tijdens ziekte blijven aanvullen tot 100 procent in de eerste 12 maanden. Engelse bouwvakkers hebben een ziekteverzuim van 3 procent – in Nederland is dat dubbel zo veel, en de verklaring is dat in Engeland een metselaar geen 100 procent loon blijft ontvangen bij langdurige ziekte. De bouw kan efficienter werken – en de prijs van nieuwbouw gaat omlaag – wanneer wij het loon beperken tot 70 procent. Ook hier leiden lagere prijzen tot meer bestedingen elders en dus tot meer werkgelegenheid. Dát is de natuurlijke route van loonmatiging naar economisch herstel.

Er is nog een heel ander bezwaar tegen praten in Den Haag over loonmatiging. Het service-niveau van de overheid gaat omhoog wanneer het gemeentehuis ook ‘s avonds en op Zaterdag open is, en de politie in Amsterdam komt wat dichter bij het niveau van de politie in New York wanneer de agenten méér tijd op straat doorbrengen en vaker ‘s nachts werken. Dat zal allemaal niet lukken zonder instemming van de ABVA-KABO en de Algemene Politiebond. Maar als de minister van Binnenlandse Zaken het gesprek begint met de mededeling dat er geen geld is – waarom zou de vakbond dan behulpzaam zijn om de service te verbeteren en de leden harder te laten werken? Rampzalige afspraken uit het verleden – gemeenteambtenaren die nog maar 36 uur op kantoor zitten en veel te vroeg met de VUT gaan; agenten die met een comfortabele acht-ploegen dienst heel veel kunnen sporten en geen tijd over houden om dieven te vangen – waren vaak het voorspelbare gevolg van een onderhandeling waarin de minister van Binenlandse Zaken geen geld had voor hogere lonen en de vakbond dus te vriend hield met kortzichtige concessies op andere dossiers.

Op google geeft “loonmatiging” 8890 hits in Nederland, maar “wage moderation” slechts 391 hits voor de VS, hoewel dat land 18 keer zo groot is. Engeland en Ierland geven ook veel minder hits, en als mijn Fins beter was zou ik graag melden dat ze in Helsinki zich ook heel goed redden. Nederland is wereldrecordhouder praten over loonmatiging en het helpt dus niet. De Geus is begonnen op een veel betere weg van echte actie. Hoop dat hij daar mee verder gaat.

Categories: Uncategorized

FEM 6-04 Minder kritiek op ECB – Zwakke economie Nederland

Kritiek op ECB houdt op

We vieren deze maand dat de korte rente in Euroland al een jaar lang stabiel is. In de laatste vergadering heeft de ECB opnieuw besloten om de rente niet te veranderen en vast te houden op de 2 procent die was afgesproken in juni 2003. Het besluit van 3 juni kreeg weinig aandacht in de media. Dat was vroeger wel anders. Waar is de tijd gebleven dat een besluit in Frankfurt om de Euro-rente constant te houden direkt leidde tot een golf van kritiek van de analisten in de City? Nog maar kort geleden kregen we dan vanuit Londen te horen dat de ECB voor de zoveelste keer te laat was, hopeloos vast zat behind the curve, niets had geleerd en eindelijk eens een voorbeeld moest nemen aan de pro-actieve politiek van de Federal Reserve in Washington?

“Dim Wim”. Zo heette Wim Duisenberg in de Engelse boulevard-pers. Alles was fout aan de Europese Centrale Bank – tenminste in de hatelijke visie van de Londense analisten. Nu horen we die critici niet meer. Het is veel stiller rondom de ECB, en heus niet omdat journalisten makkelijker sympathie hebben voor de fransman Trichet dan voor de nederlander Duisenberg. Wijsneuzerij op details is er nog steeds –wanneer Trichet in de maandelijkse persconferentie zich even onhandig uitdrukt, maar de orkaan van kritiek waarin Duisenberg moest stand houden is verstomd.

Waar ging het toen over? De kritiek kwam altijd uit Londen, en had helemaal niet betrekking op de zaak waar Duisenberg en de ECB verantwoordelijk voor waren, namelijk de inflatie in Euroland. Daar viel ook niet veel op aan te merken. Bij de start van de ECB in januari 1999 was de gemiddelde inflatie 1 procent; tijdens de vette jaren voor de economie liep de inflatie iets op tot 2 ½ procent, en toen de economie in 2001 slap werd, nam ook de inflatie langzaam af, totdat de laatste maanden de extreme stijging van de olieprijs roet in het eten gooide. Als we kijken naar de inflatie in de dienstensector, dan is die al vijf jaar lang haast onveranderd op 2 – 3 procent. Ook dat cijfer laat zien dat de ECB goed bezig is, want als de arbeidsintensieve dienstensector rekent met zulke prijsstijgingen, kan de industrie waarschijnlijk werken met bijna stabiele prijzen, omdat de produktiviteit in een fabriek sneller toeneemt dan in een ziekenhuis. De gemiddelde inflatie komt dan uit tussen de 1 ½ en 2 procent, precies wat Duisenberg beloofde bij zijn aantreden in 1999. Op maandbasis zal dat nooi precies lukken; over de volle vijf jaar van de ECB ziet de trend er goed uit.

De Londense analisten waren boos over de wisselkoers. Vóór de start van de euro hadden ze en masse aan hun clienten voorspeld dat de euro meteen een sterke reserve-valuta zou worden en dus zou winnen op de dollar. In plaats daarvan zakte de koers van de euro met meer dan 30 procent. De internationale beleggers waren niet blij met het advies uit Londen – en de analisten kozen de makkeljke vluchtroute: hun voorspelling van een sterke euro was logisch en zou ongetwijfeld zijn uitgekomen, maar wie had kunnen raden dat Duisenberg zo’n klutz zou zijn?

Nu is de wisselkoers van de euro weer precies terug bij af en we horen daar uit Londen niet zo veel meer over. Er is ook meer begrip voor wat de ECB heeft willen bereiken. In de eerste vijf jaar van het bestaan was de eerste prioriteit het opbouwen van een stabiele reputatie; daarom heeft Duitsenberg bewust geprobeerd om niet vaker dan nodig het beleid bij te stellen. Niet iedere twee maanden de rente veranderen, en zeker niet in paniek raken en beloftes doen over wisselkoersen en andere zaken waar de markt over beslist en centrale bankiers geen pretenties moeten hebben.

In Londen hebben de financiele markten de afgelopen weken een stilzwijgend compliment gemaakt aan de ECB. De olieprijzen stegen tot boven 40 dollar maar de lange rente veranderde nauwelijks. Ik denk dat de lange euro-rente nu langdurig lager zal blijven dan de lange rente in de VS en dat de energieprijzen ook de komende maanden nauwelijks effekt zullen hebben op de euro-rente. De markt vertrouwt – zelfs in Londen – dat de ECB capabel is om de euro-inflatie dicht bij 2 procent te houden. Veel is mis met de euro-zone, maar de ECB was nooit een van de hoofdschuldigen en is na een moeilijke publicitaire start nu in de luwte terecht gekomen. Bravo voor Duisenberg die dat allemaal heeft bereikt voor de helft van zijn jaarsalaris bij De Nederlandsche Bank, maar met een veelvoud van de kritiek.

Economie slapper dan in 1980-82

Zelfs in 2005 blijft de Nederlandse economie kwakkelen. Op 17 juni kwam het Centraal Planbureau (CPB) met de waarschuwing dat de groei niet hoger wordt dan ruim één procent. En die sombere prognose zou er nóg slechter hebben uitgezien wanneer het CPB niet voor volgend jaar had gerekend met een veel lagere olieprijs. Maar misschien komt de olieprijs volgend jaar wel hoger uit dan de 32 dollar in de berekening en dat betekent een nog lagere economische groei.

Als deze nieuwe voorspelling correct is, dan is de Nederlandse economie nog meer ingezakt dan in de recessie van 20 jaar geleden. Voor de vergelijking neem ik aan dat in een normaal jaar de economie kan groeien met ongeveer 2 ½ procent. Dat is vanwege de groei in de bevolking, door technische vooruitgang in het bedrijfsleven en vooral omdat oude fabrieken in de strokarton sluiten en nieuwe, efficiente firma’s productieve banen aanbieden. Diezelfde 2 ½ procent is ook de grens die aangeeft of het goed of slecht gaat met de werkloosheid. Economische groei boven de 2 ½ procent: werkloosheid daalt; groei onder de 2 ½ procent: werkloosheid neemt toe.

De feitelijke groei van de economie bleef ernstig achter bij het gemiddelde in de vijf achtereenvolgende jaren 1979, 1980, 1981, 1982 en 1983 en de werkloosheid nam ieder jaar toe. In totaal liep de economie een achterstand op van 9 procent in vergelijking met de stabiele groei van 2 ½ procent die nodig is om de werkloosheid constant te houden. Intussen is het wel zeker dat de economie ook achter blijft in de reeks van vijf jaren jaren 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005. In totaal wordt de achterstand over deze vijf jaren 9,4 procent, dat is dus nog iets slechter dan in de periode rondom 1980.

In alle andere EU-landen is de terugval van de economie minder ernstig dan in Nederland. Zweden en Denemarken, twee landen met hoge belastingen en een dure welvaartsstaat, blijven over de periode 2001-2005 in totaal 3 en 5 ½ procent onder hun potentieel – heel wat minder ernstig dan de geschatte 9,4 procent voor Nederland. In die Scandinavische landen neemt de werkloosheid toe met 1 procent; in Nederland met 4 procent. Nederland is hekkesluiter van alle hoogontwikkelde OECD-landen en staat op een 171ste plaats van de 182 landen waarvoor het Internationale Monetaire Fonds de economische groei voorspelt, tussen de Centraal Afrikaanse Reubliek en de Solomon Eilanden maar nog wel vóór Argentinie en Zimbabwe.

Tien jaar geleden heerste in Den Haag nog de opvatting dat de wereld wat kon leren over de Nederlandse economische politiek. Ik zie nog de foto’s waarmee het SER-bulletin trots meldde dat ook de Chinese autoriteiten interesse hadden in het succesvolle poldermodel. Op de eerste foto stond SER-voorzitter Quené trots op het Plein van de Hemelse vrede; op de tweede reis naar China zagen wij zijn secretaresse tussen de Chinese gastheren – één bezoek was niet voldoende om alle subtiliteiten van het poldermodel in het Mandarijns te vertalen. Maar in zijn advisering om het Chinese communisme te voorzien van een lokale SER had voorzitter Quené niet voorzien dat de economische groei in Nederland over het totaal van de vette jaren 1996-2000 en de magere jaren 2001-2005 precies uitkomt op het gemiddelde van het hele Euro-gebied. De claim van zoveel Haagse politici, dat Nederland een traditie heeft van superieur “overleg”, is verdampt. Ook in Bangui doen ze het tegenwoordig beter, maar de SER-voorzitter kan natuurlijk nog naar Harare om zijn model aan te prijzen.

Beter past nu bescheidenheid. De Nederlandse economie mist kennelijk de veerkracht om te herstellen van slecht nieuws. Finland en Ierland hebben meer high-tech industrie dan Nederland, maar zijn al weer terug op een gezonde economische groei. In de Verenigde Staten kwam de daling van de aandelenkoersen harder aan dan in Nederland, maar de economische groei bleef slechts twee jaar onder de norm van 2 ½ procent, niet vijf jaar zoals in Nederland.

Geen een rijk land doet er zo lang over om slecht economisch nieuws te verwerken. En niet een rijk land verwacht zó veel van het recept “loonmatiging” dat al wordt uitgeschreven zonder ook maar een poging tot diagnose. Is er een verband tussen die twee observaties? Daarover de volgende keer.

Categories: Uncategorized