Archive

Archive for the ‘Uncategorized’ Category

FEM 8-05 Personeelsbeleid overheid – Duisenberg – Amsterdam zakt af

Personeelsbeleid

In “The Economist” adverteert de Britse overheid voor een Secretaris-Generaal voor het Ministerie van Milieu. Salarissen in Londen zijn aanzienlijk hoger dan in Den Haag, zodat de keus aan geinteresseerde kandidaten ook breder is dan in Nederland. De eisen voor de functie staan in de advertentie: bestuurlijke ervaring op het niveau RvB, communicatieve vaardigheden voor werk in binnen- en buitenland, en “a keen interest in and understanding of the Department’s work and how it can improve the lives of everyone in Britain.”

Ongetwijfeld is de Nederlandse Secretaris-Generaal voor Milieu, Marjanne Sint, een voortreffelijk ambtenares, maar ze is nooit gemeten aan de meetlat die in Engeland wordt aangelegd. Marjanne Sint was de succesvolle uitgeefster van het weekblad Intermediair, werd voorzitter van de PvdA en werd daar onhoudbaar vanwege een conflict met Wim Kok. Toen ging voor haar de nooduitgang open naar het openbaar bestuur – eerst bij de gemeente Amsterdam en daarna bij het Ministerie van VROM. Dat loste een probleem op bij de PvdA, maar verhinderde deskundige en ervaren kandidaten om mee te dingen naar die functie. Zo kwam ook Arthur Docters van Leeuwen aan zijn baan bij de AFM (minister wilde hem snel weg hebben) en werd een topambtenaar van Onderwijs voorzitter van de Open Universiteit (ruzie met minister Ritzen). Niet de beste kandidaat na een open procedure, maar degene die het meest dringend weg moest bij de vorige politieke baas.

Hoe gesloten het systeem in Nederland is, kan iedereen zelf constateren op de website http://www.werkenbijdeoverheid.nl/ . Er staat op dit moment geen enkele vacature open bij het Rijk met een salaris van meer dan 8000 Euro per maand, en slechts één baan voor een salaris tussen 7000 en 8000 Euro. Lezers van “The Economist” kunnen gemakkelijk vergelijken: Engeland, Nieuw-Zeeland, Australie en Canada adverteren regelmatig in het weekblad voor topfunkties bij de Centrale Bank en bij de Overheid; Nederland nooit.

Kamerlid Frank de Grave (defensie-specialist) verveelt zich als vice-voorzitter van de VVD-fractie – voila, hij wordt voorzitter van het orgaan dat alle tarieven vaststelt in de gezondheidszorg. Ex-kamerlid Hans Hillen (nog een defensie-kenner) zit thuis; vooruit, hij wordt voorzitter van het orgaan dat de ziekenfondsen controleert. Joan Leemhuis-Stout is werkeloos, omdat ze na een schandaal moest aftreden als Commissaris van de Koningin. Zij wordt geschoven in de vacature voor een voorzitter voor alle ziekenhuizen.

Door zulke benoemingen kunnen de grote politieke partijen vlot hun outplacement regelen of hun ereschulden aflossen, en de ministers in Den Haag krijgen teamspelers in maatschappelijk middenveld. Wanneer zoveel topfuncties in de gezondheidszorg worden bekleed door trouwe leden van VVD of CDA die zonder kennis van zaken zijn benoemd, kan de minister gemakkelijk een beroep doen op goed overleg en hoeft hij niet bang te zijn voor radikale kritiek – daarvoor is inzicht vereist dat deze politieke figuren niet inbrachten. De politieke partijen zorgen zo ook voor een aanwas van ambitieuze, nieuwe leden, want kennelijk helpt het voor de carriere om lid te zijn van een goedgekeurde partij.

De Grave, Hillen en Leemhuis-Stout zijn samen goed voor veertig miljard Euro. Nederland loopt dus substantiele risico’s dat tien procent van de economie niet goed wordt bestuurd, omdat drie topspelers zijn benoemd zonder relevante kennis van zaken.

Engeland, Australie en Canada hebben een loonniveau dat niet veel verschilt van Nederland. Maar de overheid in die landen voert een open personeelsbeleid en verwart benoemingen voor topfuncties niet met outplacement van politieke partijen. Hard voor politici die zo graag een mooie, nieuwe baan willen, maar beter voor de burgers en eerlijker voor iedereen die misschien wil solliciteren maar niet bereid is om daarvoor eerst lid te worden van een erkende politieke partij.

Wim Duisenberg R.I.P.

In de zomer van 1997 ging ik met een Canadese collega op bezoek bij het Europese Monetaire Instituut in Frankfurt – de voorloper van de Europese Centrale Bank. De grote vraag in die dagen was of Italie mee mocht doen met de Euro. Eerst een gesprek met een afdelingshoofd: “Het verdrag van Maastricht is duidelijk: als het Italiaanse tekort op 3,1 procent uitkomt, moet Italie verder met de lire en kan het niet lid worden van de Euro-zone”. Daarna een onderhoud met een direkteur, in een grotere kamer op een hogere verdieping: “Moeilijk te zeggen, maar we zijn hier heel bezorgd over Italie.” Ten slotte een borrel bij President Wim Duisenberg in zijn hoekkamer op de hoogste verdieping: “Natuurlijk doet Italie mee”.

Duisenberg was het type manager dat heel goed nadenkt over een paar écht belangrijke onderwerpen, maar al het overige delegeert aan medewerkers. Met de geboorte van de Euro werd Duisenberg President van de ECB en kreeg hij een nieuwe uitdaging.. Duisenberg moest zorgen voor een consensus in het bestuur van de ECB, en dat kon alleen slagen wanneer de elf nationale vertegenwoordigers niet vóór vertrek naar Frankfort al hun standpunt openbaar bekend maakten. Zodra de president van de Ierse bank in Dublin op het vliegtuig stapt met de mededeling dat hij in Frankfort zich hard gaat maken voor een hogere rente, omdat de Ierse economie last heeft van inflatie, en tegelijk in Wenen de Oostenrijkse collega verklaart dat zij de rente liever wil verlagen omdat de conjunctuur in Oostenrijk zwak is, kan alle charme van de President in Frankfort niet voorkomen dat de vergadering vastloopt.

Het is de grote verdienste van Duisenberg dat de elf nationale presidenten tijdens zijn bewind iedere maand in stilte vertrokken naar de vergadering in Frankfort en even geruisloos weer terugkeerden naar hun thuisbasis. In feite was de rente ongeveer correct voor het gemiddelde van de elf landen, en dus steeds te laag voor Ierland gezien de lonen en de huizenprijzen in Dublin. Bij de start van de Euro was de rente in de Eurozone ook te laag voor Nederland. Wim Kok en Gerrit Zalm probeerden de verkiezing van mei 2002 voor paars te winnen met een super-royale invoering van de verlaging van de inkomstenbelasting en een hoge stijging van de salarissen bij de overheid. Zes procent hogere salarissen voor de ambtenaren en bijna vijf procent inflatie in 2001 in Nederland pasten niet bij een dalend patroon in de korte rente zoals dat in Frankfort werd afgesproken. Ook voor Spanje en Finland was de rente eigenlijk te laag. Maar Duisenberg moest de koers uitzetten voor elf landen waarin de inflatie gemiddeld slechts 2,4 procent was en de loonstijging ook een heel stuk lager dan in de vier oververhitte Euro-landen. Misschien had zelfs Duisenberg de consensus niet zo perfect kunnen bewaren wanneer vier van de elf landen hadden gekampt met het omgekeerde probleem: een recessie die schreeuwt om een veel lagere rente. Of de ECB zo’n scdenario ook overleeft moet nog blijken.

Duisenberg kreeg bij de ECB iedere maand kritiek van analisten uit Londen dat de Euro een zwakke valuta werd. Al die overbetaalde wijsneuzen hadden beter zichzelf kunen verwijten dat ze roekeloze voorspellingen hadden gedaan voor een sterke wisselkoers van de Euro die niet uitkwamen. De Euro zakte en kwam weer terug, zonder dat Duisenberg daar veel aan kon doen, maar intussen slaagde hij wel in de cruciale taak om de goede onderlinge spelregels door te zetten bij de ECB. Een grote prestatie van een grote Fries.

Amsterdam .. is gebouwd op palen

Het kinderliedje weet het zeker: “Amsterdam, die grote stad, is gebouwd op palen”. Ik hoop dat die palen stevig blijven staan, want de hoofdstad van Nederland is al lelijk weggezakt ten opzichte van de rest van het land. In Europa is de afgang van Amsterdam zelfs uniek. In Frankrijk is de regio Parijs veruit de rijkste regio van het land; Wenen spant de kroon in Oostenrijk, Madrid in Spanje, Stockholm in Zweden en Londen in Engeland. Uit een recent onderzoek van de EU komt naar voren dat in 14 van die 19 landen de provincie met de hoofdstad ook de rijkste provincie is. Alleen in Nederland zijn Amsterdam (en ook Den Haag en Rotterdam) daarentegen armer dan het landelijk gemiddelde. Natuurlijk wonen er in Parijs net zo goed arme immigranten als in Amsterdam, maar Parijs – en dat is het verschil met Nederland – trekt ook een groot aantal huishoudens aan met een heel hoog inkomen.

De vlucht van de hogere inkomens en de professionals uit de grote stad is slecht voor de economie, niet alleen van de stad, maar van heel Nederland. Grote steden moeten immers bloeien als ontmoetingsplaats van artiesten, ondernemers en professionals. De horeca, het culturele leven en de media moeten zich kunnen richten op die drie groepen en dan kan de stad schitteren als vrijplaats voor nieuwe ideeen en innovatieve “design”. De artiesten ontwerpen, de rijken kopen, de ondernemers vermarkten, en de professionals in reclame, media en financiering verkopen hun diensten.

Met 57 procent van de Amsterdamse huizen in achterstandswijken is het lastig voor de afgestudeerden van de Rietveld academie om in dáár hun nieuwe ontwerpen te verkopen. Amsterdam heeft gelukkig nog de grachtengordel, maar in Den Haag en Rotterdam is zelfs het centrum van de stad hard achteruitgegaan met lelijke en goedkope woningen. Dan wordt het moeilijk om het theater, de concertzaal en de restaurants te vullen met yuppen en oudere professionals. Voor onze emigratie naar Maleisie gingen mijn vrouw en ik altijd naar de concerten in De Doelen en al bijna dertig jaar lang voelden we ons daar jong bij. Goed voor ons, maar om een treurige reden: actieve ondernemers en managers van Unilever of Shell gaan haast niet meer naar de concerten en de trouwe bezoekers vergrijzen. In Amsterdam richt de horeca zich in het centrum noodgedwongen al meer op weekenddrinkers uit Engeland en jonge rugzaktoeristen dan op de lokale artiesten, professionals en managers. Waarom zouden Philips, ABNAmro en ING dan nog hun hoofdkantoor in zo’n stad handhaven?

Wij waren in Munchen en de welvaart in het centrum van die stad is al niet meer te vergelijken met Amsterdam. ‘s Avonds blijven niet alleen de toeristen op straat en in de restaurants, maar ook de lokale advocaten, bankiers en ontwerpers. Vorige maand publiceerde de Financial Times een subjectieve lijst van tien succesvolle steden en daar prijkten wel Munchen, Kopenhagen, Zurich, Stockholm, Barcelona en Londen, maar geen enkele stad uit Nederland. Amsterdam is ongeveer 6 procent armer dan het gemiddelde voor Nederland, maar zou 30-50 procent rijker moeten worden dan het Nederlands gemiddelde om weer vergelijkbaar te zijn met andere, meer succesvolle Europese hoofdsteden. Met de grachtengordel, het Rijksmuseum en het Concertgebouw zijn de ingredienten voor een renaissance van Amsterdam aanwezig – royaler zelfs dan in Kopenhagen, Stockholm of Zurich. Amsterdam zou weer een prachtige stad kunnen worden met een rijk uitgaansleven, maar dan moet er eerst veel veranderen. Gelet op de machtsverhoudingen bij de woningcorporaties en de samenstelling van het lokale electoraat is het helaas moeilijk om daar optimistisch over te zijn.

Categories: Uncategorized

Interview HP De Tijd Augustus 2005

achtergrond Alain van der Horst
‘Balkenende, val in je eigen zwaard’
Omdat hij drie maanden minister was voor een ‘foute’ partij gunt niemand hem nog een baan en moest hij het land uit. Volgens Eduard Bomhoff maakt Nederland zichzelf onnodig steeds sjofeler en angstiger. ‘Maar op het langzaam zinkende schip houden de regenten elkaars hand vast.’
Op blote voeten en in een erg korte broek opent de professor de voordeur van zijn huis. Zijn aangehouden rijtjeshuis in Gouda welteverstaan, want eigenlijk woont hij aan de andere kant van de wereld, in Koeala Loempoer. Noodgedwongen. Na zijn korte maar heftige ministerschap voor de LPF bleek in Nederland niemand meer met de internationaal gekende econoom in zee te willen. Eduard Bomhoff (60) en zijn Janneke beschouwen zichzelf dan ook als een soort politieke vluchtelingen. Ze hebben het goed in het verre Maleisië, daar niet van, en ze willen zeker niet zeuren, maar het is en blijft een ballingsoord. Slechts voor even zijn ze terug in het vaderland dat hem de facto uitwees; hun dochter heeft haar doctoraal gehaald, in de culturele antropologie. Ze had een negen.
Bomhoff (“Zeg maar gewoon Eduard, hoor”) was alleszins bereid zich bij die gelegenheid te laten interviewen (“Dan vergeten de mensen me tenminste niet helemáál”). Maar hij stelde wel een onverbiddelijke voorwaarde. De begeleidende foto’s – waarvoor hij niet solo, maar alleen samen met zijn vrouw wilde poseren – moesten per se in Koeala Loempoer worden gemaakt. Aan de rand van hun zwembad bijvoorbeeld, of naast een palmboom. Het werd uiteindelijk onder de Petronas Towers, symbool van de imposante welvaartsgroei van voormalig ontwikkelingsland Maleisië.
Met het uitventen van het goede leven dat ze leiden in een optimistisch land lijken de Bomhoffs een lange neus te willen trekken naar het pessimistische Nederland. “Ik wilde het vooral,” zegt Bomhoff, “omdat we echt heel erg gelukkig zijn daar. Ik heb het liefst, voor zover iemand geïnteresseerd is natuurlijk, dat ze denken: kijk eens aan, hij zit niet te kniezen, maar heeft zijn draai weer helemaal gevonden. En daar speelt mijn echtgenote een heel belangrijke rol bij. We zitten lekker daar.”
Maar als ze dan op zo’n zomerse zaterdagochtend komen aanvliegen, ziet Nederland er vanuit de lucht wel fantastisch uit met al dat water, vinden ze het een heerlijk vooruitzicht om hun twee volwassen kinderen weer eens te zien, en verheugen ze zich erg op een avondje schouwburg in Den Haag, een avondje opera in Amsterdam, een avondje Cirque du Soleil. Alleen valt het eenmaal op de grond een beetje tegen. Het valt Bomhoff op dat de humor is verdwenen uit Nederland, dat er een ‘algehele horkerigheid’ heerst en dat het land er op heel veel plaatsen gewoon niet uitziet. Nou, dat is in Koeala Loempoer dus wel anders.
“Ik zou Nederland een betere toekomst toewensen,” zegt hij. “Ik kan moeilijk verbaasd zijn dat zoveel Nederlanders kwaaie zin hebben nu het al jaren achter elkaar slecht gaat. Terwijl dat in mijn ogen echt niet nodig is. Voor mijn vrouw en mij maakt het niet uit. Wij komen toch niet terug. Nee, dat lijkt me uitgesloten.
“Ik heb wel een beetje leedvermaak als ik Balkenende en Zalm zie stuntelen. Maar bij mij overheerst toch het gevoel dat Nederland het land is waarin onze kinderen groot moeten worden en waarin ik al onze vrienden en kennissen een betere economie en een makkelijker leven gun. Helaas is de kans op een politieke renaissance in 2002 om zeep geholpen, worden uitgerangeerde politici vanuit Den Haag nog steeds op vitale posities in de samenleving geparachuteerd, maakt de bestuurlijke elite de verkeerde strategische keuzes en wordt het land geregeerd door een kabinet dat elk gezag mist om nog iets essentieels voor elkaar te krijgen. Ja, jammer hoor.”
Twee keer heeft het volk heel hard ‘bèèèh’ geroepen, zoals Bomhoff het formuleert. Door op de LPF te stemmen en door de ratificatie van de Europese Grondwet af te wijzen. Toch is er niets veranderd. “Waarschijnlijk is er nog een derde keer zo’n convulsie nodig. Ja, want mevrouw Netelenbos bijvoorbeeld, door het parlement officieel aangemerkt als jokkebrok, is weer gewoon tot burgemeester benoemd. Ze heeft toch een goed wachtgeld? Ze hoefde niet uit de goot te worden gered, of zo. Zo gaat dat in Nederland. Het is een ergerlijk soort Publiksbeschimpfung.
“Mevrouw Leemhuis, die moest aftreden als commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, is voorzitter van de ziekenhuizen. Dat had ’k wel willen worden. Eh… Hans Hillen. Toezichthouder op de ziekenfondsen. Als ze me hadden gevraagd, had ik dat zo willen doen. Hillen is een charmante man, maar een defensiespecialist! Ik kwam hem tegen toen hij net was benoemd. Toen zei hij: ‘Ik moet er eens iets over lezen, want ik weet er niets van.’ N—g een voorbeeld? Loek Hermans, zijn hele leven in het openbaar bestuur gewerkt. Is nu voorzitter van het Midden- en Kleinbedrijf. Toen De Telegraaf hem vroeg: ‘Meneer, wat is uw ervaring in het bedrijfsleven?’ zei hij: ‘Geen, maar ik heb een goed netwerk in de VVD.’ O ja, Frank de Grave. Sneu dat hij geen fractievoorzitter kon worden, dus ook voor hem is iets moois gevonden. Nou, zo kan ik de hele bestuurslaag van Nederland wel afgaan.”
Die politieke cultuur, de ons-kent-ons-mentaliteit, staat hem tegen. Zo komt het nooit tot gezonde concurrentie en afrekenen op resultaat. “De echte discussie zou moeten gaan over het verbeteren van de kwaliteit van de Nederlandse samenleving, hoe je dat doet en waar je dan begint. Balkenende praat alleen maar Zalm na: loonmatigen. Onbegrijpelijk, vind ik. Er worden dagen verspild met gespeelde verontwaardiging over de topsalarissen, terwijl iedereen weet dat ze daar toch niets aan doen. Of als een Belgische minister iets lelijks zegt over Balkenende wordt meteen de ambassadeur ontboden. Had toch gezegd: bij zuidenwind piest Manneke Pis naar het Noorden. Dan was je in ŽŽn keer klaar geweest.
“Kijk, om Van Agt werd ——k gelachen. Er waren misschien wel meer redenen om hem te karikaturiseren dan Balkenende, qua gek haar en rare spraak. Maar er waren allerlei mensen die achter het beleid stonden. Lubbers? Zelfde verhaal. De werkgevers steunden zijn maatregelen en in de academische wereld had hij ook aanhangers. Het treurige van Balkenende is dat de steun all round ontbreekt.”
Bomhoff vindt dat het kabinet had moeten aftreden na het Nederlandse ‘nee’ in het referendum. Bovendien: de economie sukkelt al vijf jaar. “Dat is wel heel erg lang. Maar op het langzaam zinkende schip houden de regenten elkaars hand vast. Ik weet zeker dat ze in Den Haag zeggen: ‘We hebben een communicatieprobleem.’ Zo noemen ze het dan. Want aftreden, dat k‡n toch niet? Dan komen Agnes Kant en Jan Marijnissen aan de macht. Dat is een onzuiver argument en nogal regentesk.
“Natuurlijk, mijn haren zouden ook te berge rijzen als het lot van Nederland in handen komt van Kant en Marijnissen, maar dat is democratie. Als de Nederlandse bevolking die les wil leren, dan moet het maar. Het lastige van ons kiesstelsel is alleen dat uiteindelijk het CDA wel opnieuw zal moeten gaan regeren, want ik zie de PvdA nog niet met de SP en GroenLinks een coalitie vormen. Zalm kan dan wel mooi president van De Nederlandsche Bank worden. En Balkenende zullen ze toch echt ergens ambassadeur moeten maken, of hoofd van een universiteit, of weet ik het wat je doet met zo iemand. Het ziet er allemaal nogal terminaal uit.”
Heeft Bomhoff nog een laatste tip voor premier Balkenende?
“Ja, val in je eigen zwaard.”
Zevenentachtig dagen was Eduard Bomhoff minister van Volksgezondheid en vice-premier. Bij voorbaat was hij er trots op geweest een voetnoot te mogen zijn in het verhaal van ‘Pims mighty force’, zoals hij in zijn afscheidscolumn in NRC Handelsblad schreef aan de vooravond van zijn verrassende entree aan het Binnenhof in de zomer van 2002. Maar na dertig jaar hoger onderwijs, wetenschap, internationaal economisch advieswerk en talloze dwarse opinies in de krant, was de politiek voor Bomhoff niet zomaar een oprisping. De wiskundige die zichzelf tijdens zijn vervangende dienstplicht in Kenia omschoolde tot econoom stapte in 1994 met enig tumult over van de van overheidswege gesubsidieerde Erasmus Universiteit Rotterdam naar het commerci‘le Nyenrode in Breukelen. Reden: hij kreeg het benauwd van zijn gemakzuchtige collega’s die continu vergaderden om hun vier maanden vakantie per jaar veilig te stellen en die het bestonden het niveau van de studies te verlagen toen bleek dat op andere universiteiten meer studenten hun propedeuse haalden. Absurd en kortzichtig, vond hij.
Eigenhandig richtte Bomhoff de eerste en enige concurrent (Nyfer) op van het door hem bekritiseerde CPB (bekend van het ‘doorrekenen’ van de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen).
Na de verkiezingen van ’94 werd Bomhoff – tot eind mei 2002 overigens PvdA-lid – gebeld door Frits Bolkestein. “Frits en ik waren indertijd heel goed; Janneke en ik gingen nog weleens uit met hem en zijn vrouw Femke. Hij zei tegen me: word onmiddellijk lid van de VVD, want we zoeken een minister van Financi‘n. Ik weet, want dat vertelde hij me, dat hij het echt heel moeilijk vond om binnen de VVD een geschikt iemand te vinden. Ik heb bedankt. Toen werd het Zalm, ja.”
Ze zien elkaar niet meer. Bomhoff verwijt Bolkestein angst te zaaien. “Hij zet al zijn talenten in om stemming te maken tegen Turkije en te beweren dat de islam over Europa heenspoelt en zo. Een zwak verhaal, maar hij weet dat er veel stemmers mee te trekken zijn. Ik vind dat niet erg mooi, moet ik eerlijk zeggen.”
Als minister werd Bomhoff, vertelt hij, overladen met complimenten door zo ongeveer iedereen in de zorgsector, ‘Wiegel voorop’. Maar toen hij probeerde een nieuwe baan te vinden, gaf niemand thuis. “Ik heb het echt wel geprobeerd. Ik ben bij drie ziekenfondsen langsgeweest, maar: niks. En heb ik al verteld over mijn bezoek aan meneer Kist van de universiteit van Leiden?”
Via een headhunter kwam Bomhoff daar terecht, wetende dat het vorige college van bestuur hem eerder met etentjes in dure restaurants had proberen te paaien. Maar nu was Kist de baas, en die eiste dat Bomhoff eerst in het openbaar afstand nam van de LPF. “Het was gewoon pesten. Zijn broer heeft voor het Koninklijk Huis gewerkt, dus hij wist best dat hij zich onbehoorlijk gedroeg.” Kist is inmiddels vertrokken, want zijn hart lag toch niet zo bij het werk dat hij deed. “Dat betekent dus dat die universiteit, de grootste werkgever in Leiden, twee jaar is bestuurd door een half ge•nteresseerde amateur die van niets wist. Over al die dingen had ik graag willen nadenken, maar alle deuren gingen voor me dicht. Ze blijven ook dicht. Drie maanden foute partij, h.”
Nee, hij is geen lid meer van de LPF. Hij heeft opgezegd toen hij ging emigreren. ” Maar ik heb er geen lawaai over gemaakt. Dat zou een trap na zijn geweest.”
Contact met collega’s uit het kabinet-Balkenende I heeft hij niet. Een aantal van hen acht hij verantwoordelijk voor zijn ballingschap. Jan Peter Balkenende (CDA) heeft hem ‘gecriminaliseerd’ door te dreigen met zes jaar gevangenis wegens het uit de ministerraad klappen. Gerrit Zalm (VVD) is de ‘verrader’ die Bomhoffs ‘afzetting’, zoals hij het consequent blijft noemen, op zijn geweten heeft. Zalm had de politiek onervaren LPF’ers wijsgemaakt dat het vervangen van twee ministers absoluut niet tot de val van het kabinet zou leiden en hij bovendien geen enkel belang had bij nieuwe verkiezingen; ze trapten met open ogen in de val. En Hilbrand Nawijn, Roelf de Boer en Steven van Eijck (LPF) hebben met hun ‘dommigheid’ en ‘machtswellust’ het kabinet opgeblazen. Herman Heinsbroek en hij dus pertinent niet, al wil het Haagse establishment dat doen geloven. De geschiedenis van de val is na te lezen in het boek Blinde ambitie dat Bomhoff schreef, het ‘enige, uitvoerige en beargumenteerde relaas over die episode’, dat, benadrukt hij, nooit serieus is weerlegd. Dat zegt hem genoeg.
“Met Kerstmis komt er een diner voor iedereen die minister is geweest tijdens Beatrix, en als ik dan aan tafel 34 moet zitten met Nawijn en De Boer, kom ik niet. Of met die Van Eijck, een nare man. Maar goed, het is lang geleden allemaal.”
Dat Nawijn onlangs in het huis van Fortuyn met Vlaams Belang-leider Filip Dewinter een ‘denktank’ heeft opgericht, vindt Bomhoff ‘afschuwelijk’ en een ‘bezoedeling achteraf’.
“Van alle Kamerleden en bewindslieden van de LPF was ik degene die Fortuyn het langst kende. Ik was natuurlijk mee gaan doen vanwege zijn anti-regentenverhaal. Dat had Nederland hard nodig. Nog steeds trouwens. Ook iemand als Mickey Huibregtsen, toen net afgetreden als voorzitter van McKinsey, dus niet de eerste de beste, liep daar warm voor. Vertel ik een groot geheim als ik zeg dat Huibregtsen heel graag minister van Economische Zaken had willen worden?
“Joh, die Pim was natuurlijk helemaal geen diepe denker over de islam. Daar wist hij weinig van. Zijn beeld van de islam bestond uit Marokkaanse jeugdcriminaliteit. Was hij maar eens in Pakistan of India geweest. Maar als hij een keer iets lelijks zei, maakte hij dat met zijn humor weer goed. Bovendien was wat Fortuyn zei in mijn ogen honderd keer minder kwetsend en beledigend dan wat mensen als Paul Scheffer en het bekende Kamerlid Hirsi Ali aan gevaarlijke onzin uitslaan.”
Doordat hij in een islamitisch land woont, is Bomhoff anders gaan denken over de vrijheid van meningsuiting. Die beschouwt hij niet als een absoluut goed. “Ik vind dat moslims het recht hebben in een land te wonen waar met respect over de profeet Mohammed als persoon en over de islam als godsdienst wordt gesproken. Ik zou dan ook willen dat actie ondernomen werd tegen de uitspraken van iemand als Hirsi Ali. Dat kan dus gewoon echt niet. Voorkomen dat groepen in de samenleving angst voor elkaar krijgen, is veel belangrijker dan de vrijheid van meningsuiting. Die moet wat mij betreft worden ingeperkt. Wij hebben ook rare wetgeving in Nederland. Daar staat in dat je in het kader van je beroep zo ongeveer alles mag zeggen. Nou, dan moet de wet maar worden veranderd.
“Helaas is de christelijke elite in Nederland helemaal de kluts kwijt, te beginnen met onze majesteit. Ik was bij de begrafenis van prins Claus. Dat was een welsprekende herinnering aan een hoogstaande man, dus de eulogie was perfect. Maar met godsdienst had het echt helemaal niks te maken. Wat die dominees Ter Linden allemaal doen… Dat is net zoiets als een vegetari‘r die zegt dat hij slager is. En in diezelfde lijn ligt volgens mij dat het volkomen geaccepteerd is om te zeggen dat moslims liberaal en vrijzinnig moeten worden, zodat ze meer op ons gaan lijken. Een soort slappe moslims dus. Dat is een misplaatst advies en nog kwetsend en beledigend ook. Eigenlijk vind ik het een ernstige strategische fout die bijvoorbeeld president Bush nooit gemaakt heeft.”
Hij is bezig met een boek over de islam. Een ‘meerjarenproject’ noemt hij het. “Maar, inshallah, zal het me zeker lukken. De uitgever is, als gevolg van het overweldigende succes van mijn vorige boek, zeer ge•nteresseerd.”
Hij leert veel van de manier waarop het multiculturele Maleisi‘ vorm heeft gekregen. Over godsdienst praat je bijvoorbeeld niet in het openbaar en voor immigranten bestaan duidelijke, harde spelregels. Op de snelweg van Koeala Loempoer naar Singapore, toch een uur of vijf rijden, staan allemaal van die kleine, gecultiveerde boompjes. “Er komen lui uit Indonesi‘ die voor 150 euro per maand in de hitte die boompjes snoeien. Ze weten dat ze niet mogen blijven. Ja, dat is hard, maar ook heel duidelijk. Het resultaat is in elk geval dat de openbare ruimte er veel beter uitziet dan in Nederland en dat je ook niet een tweede generatie krijgt met werkloze ouders en kinderen die hun draai niet kunnen vinden.
“Immigranten nemen een bewuste beslissing. Ze weten dat het heel hard werken is met een zwakke juridische positie, en dat ze na een paar jaar weer weg moeten. Toch komen ze. Veel Nederlanders denken diep in hun hart: was het hier maar een soort Finland, namelijk allemaal blanke mensen en niet zoveel van die donkere. Die gevoelens zijn in Maleisi‘ dus totaal afwezig. De Maleisi‘rs zijn blij dat al die Indonesi‘rs komen, want ze hebben zelf helemaal geen zin om in de hitte wegen aan te leggen.”
Bomhoff mag dan politicus in ruste zijn, als econoom voelt hij zich gerechtigd te analyseren wat er mis is met Nederland. Hij stelt vast dat het recept dat het kabinet voorschrijft tegen de malaise – loonmatiging – niet werkt. “De welvaart in Nederland neemt af. Dat is echt uniek, dat een land er slechter op wordt. We zijn nu in Europa afgezakt tot de middenmoot, terwijl we een jaar of vijf, zes geleden met Denemarken en Luxemburg bovenaan zaten. Het is hier in vier jaar tijd per hoofd van de bevolking achteruit gegaan, dat laten de cijfers zien. Alle andere landen in Europa zijn op zijn minst iets welvarender dan Nederland, ook Itali‘ en Frankrijk. Wij zijn het enige land dat dit overkomt en dus ligt het aan onszelf.
“Ik vind loonmatiging een totaal verkeerd recept gezien de diagnose. Zelfs als je dit het enige politiek haalbare recept vindt, en niet ingrijpt bij onbekwaam bestuurde organen, als je de veiligheid laat zitten, niet durft te beginnen aan gekozen burgemeesters, zelfs dan moet je toegeven dat het niet helpt.”
Het is simpel: goedkoper dan bijvoorbeeld de Polen, de Esten en de Turken worden Nederlanders nooit en dat moeten ze vooral ook niet willen worden. Er is maar ŽŽn oplossing: kwaliteitsverbetering. “Als je naar de cijfers kijkt, dan zie je dat het verschil met andere Europese landen niet is dat de lonen daar allemaal zoveel hoger zijn, maar dat bijvoorbeeld niet bijna iedereen in de stad in een huis van corrupte en ondemocratische woningcorporaties woont. Ik was een keer in Helsinki, een plaats die ongeveer even groot is als Amsterdam. Ik vroeg: ‘Hebben jullie ook van die woningcorporaties?’ ‘Ja,’ zeiden ze, ‘voor mensen die net uit de gevangenis komen.’ Maar dus niet voor zestig procent van de bevolking van zo’n stad.
“Als in het centrum van Den Haag wat meer welgestelden zouden wonen, zag het op een na belangrijkste plein van de stad, bij het stadhuis, er niet zo slonzig en vies uit. Dus moet je tegen uitkeringstrekkers en arme mensen zeggen: ‘Luister eens, stap maar in metro of trein als je in het centrum wilt zijn, want dat gaan we in de eerste plaats vullen met artiesten en welgestelden.’ Wat Zalm en de rest ook zeggen, het is gewoon niet waar dat de lonen hier hoger zijn dan in Stockholm of Kopenhagen. Het is wel waar dat hier in de grote steden de mooiste locaties worden opgeslorpt door sociale woningbouw met uitkeringstrekkers erin. De steden worden er armetierig en sjofel van. En wij maar roepen dat Amsterdam zoveel minder saai is dan ZŸrich. Ja, maar de partners van internationale managers wonen dan toch liever in het saaie ZŸrich.”
Bomhoff zou willen dat in Nederland niet langer hooghartig wordt neergekeken op de lijn die een land als Zwitserland heeft gekozen. “In de zomer werken daar veel obers uit Portugal, die ’s winters weer naar huis werden gestuurd. Een schande vonden we dat, zo ego•stisch. Maar die obers waren niet verplicht te komen. En Zwitserland is een heel stuk rijker dan Nederland, het ziet er beter uit, de lonen zijn hoger en de malaise die hier heerst, heerst daar dus niet. “
De scholen, het openbaar vervoer, de politie, de woningmarkt, noem maar op, zijn daar zoveel beter, dat het bedrijfsleven zonder problemen overleeft ondanks hogere loonkosten.
“Ik las een keer een interview met een Zwitser die een industrieel bedrijfje had. Dat zal wel moeilijk zijn, zeiden ze tegen hem, want wat jij doet, kunnen ze in China en Korea ook, maar dan veel goedkoper. Toen zei die man: ‘Ik maak apparatuur voor tandartsen. Als u in zo’n stoel ligt en die sterke lamp gaat aan, dan heeft u liever dat er Made in Switzerland op staat dan China Prison Industries.’ Kijk, d‡t is de houding. Maar iets leren van andere landen is natuurlijk heel moeilijk voor de regerende elites in Nederland. Die blijven tegen beter weten in geloven in het poldermodel en de SER en laten ons liever afzakken tot een bedenkelijk niveau.”
Je kunt, zegt Bomhoff, beter arm en gelukkig zijn in Nederland dan in booming Azi‘. Maar heb je veel ambitie, dan geldt het omgekeerde. “Als Chinese ouders in bijvoorbeeld HongKong een Rolls Royce zien rijden, zeggen ze tegen hun kind: ‘Doe je best op school, werk hard, dan heb jij later misschien ook zo’n auto.’ Nederlandse ouders zeggen: ‘Er zal wel een fascist in zitten. Of een onroerend-goedmagnaat.’ Dat zijn culturele attitudes, weet ik. Maar die worden gevoed door onze inkomensverdeling, door al die sociale vangnetten, door ons belastingstelsel, enzovoort.”
Hij heeft makkelijk praten, dat realiseert Bomhoff zich ook wel. Hij kan zichzelf redden, is gezond, heeft een goed inkomen. In Koeala Loempoer verdient hij ongeveer evenveel als een hoogleraar en decaan in Nederland, alleen betaalt hij maar 28 procent belasting. Dat scheelt. En voor ze naar Nederland vlogen, lieten de Bomhoffs, om goed te kunnen slapen onderweg, hun voeten masseren. Voor een uur knijpen en kneden door twee gediplomeerde professionals waren ze de man acht euro kwijt.
“Onlangs ben ik ook in dienst gekomen van de universiteit van Nottingham; die hebben een dependance in Maleisi‘. In mijn contract staat gewoon: als je het eerste half jaar ziek wordt, dan betalen we een week ziektegeld en daarna is het jouw probleem. Pas als ik een paar jaar voor ze werk, wordt mijn salaris doorbetaald als ik langdurig ziek ben. Nederland zou natuurlijk iets dergelijks moeten durven zeggen tegen de immigranten, ook tegen de Polen die kennelijk massaal komen. Zo van: ‘Luister, u begrijpt wel dat als u hier met uw vrouw en zes kinderen komt, dat we dan niet meteen de deur openzetten van de huursubsidie, de WW, de WAO, de AOW, de bijstand en al die andere dingen. U moet eerst uw bijdrage leveren aan de samenleving hier. Dat is toch niet raar? Daar kwets je niemand mee. En als ze vervolgens zeggen: ‘Dan is het niet de moeite waard om naar Nederland te komen,’ zeg je: ‘Prima, even goeie vrienden.’ Zulke maatregelen zouden helpen, maar in plaats daarvan wordt gekozen voor kwetsende woorden en bangmakerij. Onbegrijpelijk.”
Ook typisch Nederlands, maar dan wel sympathiek, vond Bomhoff de vanzelfsprekendheid waarmee veel geld werd ingezameld voor de slachtoffers van de tsunami. “Al denk ik dat weinig gulle gevers beseffen dat een land als Thailand een stuk rijker is dan Nederland in 1953, bij onze watersnoodramp. Het gaat hard, hoor. Maleisi‘ heeft nu ongeveer het welvaartsniveau van Nederland in 1960. Maar de wegen, de steden, het vliegveld, alles ziet er veel beter en fraaier uit dan bij ons.
“Begin jaren zestig begonnen w’j de sociale welvaartsstaat in te voeren, met al die ruimhartige voorzieningen die nu voor een deel zouden moeten worden afgeschoten om het vol te houden. In Maleisi‘ bekommert de overheid zich om wegenbouw, onderwijs, de kwaliteit van de ziekenhuizen. De grote vraag is of ze nu ook zo’n verzorgingsstaat gaan invoeren of niet. Het valt me in elk geval op dat je er in de publieke discussie helemaal niets over hoort en ik zie ook nog geen politieke druk ontstaan. De beleidsmakers daar zien ook wel dat alles in Australi‘, Engeland en Amerika, met lagere belastingen en minder sociale voorzieningen, beter gaat dan bij ons. Voeren ze geen verzorgingsstaat in, dan halen ze ons echt helemaal aan alle kanten in. Wie daar geboren wordt, heeft een beter toekomstperspectief dan wie bij ons geboren wordt.”
Bomhoff buigt zich voorover onder het zonnescherm in zijn Goudse achtertuin, neemt een flinke slok van zijn bijna kleurloze thee en zegt dan met een vilein lachje: “Nu moet ik oppassen. Ik begin net zo te praten als Balkenende. We-zijn-niet-op-de-goede-weg… Nou, inderdaad! Maar er is altijd hoop, laat ik dat dan ook nog zeggen. Door mijn veelvuldige verblijf in het buitenland weet ik bijvoorbeeld dat als je naar een dure woninginrichtingzaak gaat, waar ook ter wereld, ze altijd Brabantia-pleeborstels verkopen. Daar zijn we als Nederland heel competitief in, in pleeborstels. “

Categories: Uncategorized

FEM 7-05 Arm Amsterdam – WVS Nederland

Amsterdam .. is gebouwd op palen

Het kinderliedje weet het zeker: “Amsterdam, die grote stad, is gebouwd op palen”. Ik hoop dat die palen stevig blijven staan, want de hoofdstad van Nederland is al lelijk weggezakt ten opzichte van de rest van het land. In Europa is de afgang van Amsterdam zelfs uniek. In Frankrijk is de regio Parijs veruit de rijkste regio van het land; Wenen spant de kroon in Oostenrijk, Madrid in Spanje, Stockholm in Zweden en Londen in Engeland. Uit een recent onderzoek van de EU komt naar voren dat in 14 van die 19 landen de provincie met de hoofdstad ook de rijkste provincie is. Alleen in Nederland zijn Amsterdam (en ook Den Haag en Rotterdam) daarentegen armer dan het landelijk gemiddelde. Natuurlijk wonen er in Parijs net zo goed arme immigranten als in Amsterdam, maar Parijs – en dat is het verschil met Nederland – trekt ook een groot aantal huishoudens aan met een heel hoog inkomen.

De vlucht van de hogere inkomens en de professionals uit de grote stad is slecht voor de economie, niet alleen van de stad, maar van heel Nederland. Grote steden moeten immers bloeien als ontmoetingsplaats van artiesten, ondernemers en professionals. De horeca, het culturele leven en de media moeten zich kunnen richten op die drie groepen en dan kan de stad schitteren als vrijplaats voor nieuwe ideeen en innovatieve “design”. De artiesten ontwerpen, de rijken kopen, de ondernemers vermarkten, en de professionals in reclame, media en financiering verkopen hun diensten.

Met 57 procent van de Amsterdamse huizen in achterstandswijken is het lastig voor de afgestudeerden van de Rietveld academie om in dáár hun nieuwe ontwerpen te verkopen. Amsterdam heeft gelukkig nog de grachtengordel, maar in Den Haag en Rotterdam is zelfs het centrum van de stad hard achteruitgegaan met lelijke en goedkope woningen. Dan wordt het moeilijk om het theater, de concertzaal en de restaurants te vullen met yuppen en oudere professionals. Voor onze emigratie naar Maleisie gingen mijn vrouw en ik altijd naar de concerten in De Doelen en al bijna dertig jaar lang voelden we ons daar jong bij. Goed voor ons, maar om een treurige reden: actieve ondernemers en managers van Unilever of Shell gaan haast niet meer naar de concerten en de trouwe bezoekers vergrijzen. In Amsterdam richt de horeca zich in het centrum noodgedwongen al meer op weekenddrinkers uit Engeland en jonge rugzaktoeristen dan op de lokale artiesten, professionals en managers. Waarom zouden Philips, ABNAmro en ING dan nog hun hoofdkantoor in zo’n stad handhaven?

Wij waren in Munchen en de welvaart in het centrum van die stad is al niet meer te vergelijken met Amsterdam. ‘s Avonds blijven niet alleen de toeristen op straat en in de restaurants, maar ook de lokale advocaten, bankiers en ontwerpers. Vorige maand publiceerde de Financial Times een subjectieve lijst van tien succesvolle steden en daar prijkten wel Munchen, Kopenhagen, Zurich, Stockholm, Barcelona en Londen, maar geen enkele stad uit Nederland. Amsterdam is ongeveer 6 procent armer dan het gemiddelde voor Nederland, maar zou 30-50 procent rijker moeten worden dan het Nederlands gemiddelde om weer vergelijkbaar te zijn met andere, meer succesvolle Europese hoofdsteden. Met de grachtengordel, het Rijksmuseum en het Concertgebouw zijn de ingredienten voor een renaissance van Amsterdam aanwezig – royaler zelfs dan in Kopenhagen, Stockholm of Zurich. Amsterdam zou weer een prachtige stad kunnen worden met een rijk uitgaansleven, maar dan moet er eerst veel veranderen. Gelet op de machtsverhoudingen bij de woningcorporaties en de samenstelling van het lokale electoraat is het helaas moeilijk om daar optimistisch over te zijn.

Vaker naar het koor dan naar de kinderen

Bijna zo veel getallen als het telefoonboek, maar spannender: het nieuwe boek met de resultaten van het “World Values Survey”. Smullen voor marketeers en voor iedereen die zichzelf en zijn landgenoten beter wil begrijpen. Hier wat opvallende cijfers over Nederland.

Allereerst zijn nergens ter wereld mensen zo frequent lid van een vereniging. Achter elke uitvoering van de Mattheus-passion staat een koor, en 45 procent van de burgers is lid van een zangkoor of een andere muzikale of culturele vereniging, dat is vier keer zo vaak als gemiddeld in het buitenland. En dan schrijven we ook nog acceptgiro’s voor Greenpeace, Natuur en Milieu, Novib en Amnesty International: Nederland voert de wereldranglijst aan voor lidmaatschappen van milieuclubs én op het gebied van ontwikkelingshulp en mensenrechten. En toch blijft er tijd over voor sport: Nederlanders zijn ook nog kampioen in het lidmaatschap van sportclubs (wanneer vissen ook telt als een sport, dan dreigt cognitieve dissonantie tussen de natuurvrienden en de sportvissers, want samen tellen ze op tot meer dan honderd procent van de bevolking).

De vele verenigingen dragen volgens een bekende theorie van Robert Putnam bij tot onderling vertrouwen tussen mensen. En inderdaad, daar scoort Nederland ook heel hoog, samen met de Scandinavische landen. Met al die gezelligheid buitenshuis zijn de Nederlanders ook het meest tevreden volk ter wereld: 90 procent is blij met het bestaan, dat is een record voor alle 81 landen. Maar die tevredenheid heeft weinig te maken met vlag en volkslied. Want bij de vraag “Bent U trots op Uw eigen nationaliteit?” zegt slechts 20 procent van de Nederlanders volmondig “ja”, dat is met Duitsland het laagste aantal in Europa, en op drie na het laagste in de wereld. In de V.S. is 72 procent “erg trots” om Amerikaan te zijn; in alle islamitische landen zijn de inwoners ook voor het grootste deel erg trots op hun nationaliteit.

Misschien zijn we elke avond en het halve weekend op stap voor al die verenigingen, want het geluk van de Nederlanders steunt niet erg op het thuisfront. “Je moet altijd liefde en respect tonen voor de ouders” – dat spreekt vanzelf voor Chinezen en Koreanen, maar daar is maar één op de drie Nederlanders het mee eens, minder dan overal elders ter wereld. De ouders staan niet op een voetstuk, en kinderen zijn evenmin onmisbaar: slechts 7 procent van de Nederlanders vindt dat je vader of moeder moet worden om echt gelukkig te zijn – een laagterecord voor de wereld. Niet meer dan 21 procent van de Nederlanders vindt dat een huwelijk of in elk geval een langdurige relatie nodig is om echt gelukkig te zijn; opnieuw een laagterecord voor de wereld.

De beperkte nadruk op familie en gezin was mij althans niet bekend, maar komt heel markant naar voren uit het onderzoek. Met andere vragen komen we op terreinen waar de Nederlanders internationaal een bekende reputatie hebben die hier nog eens wordt bevestigd. Nergens ter wereld hebben zo weinig burgers nog problemen met homosexualiteit, met euthanasie, met soft drugs – én met belastingontduiking. Steun voor “law and order” is in Nederland gering, dat blijkt ook uit het antwoord op de vraag of burgers altijd politie en justitie moeten helpen.“Informatie over misdadige activiteiten moet je doorgeven aan de politie”. Daar is 31 procent van de Nederlanders het mee eens, even veel als in Rusland. Het wereld-gemiddelde is 45 procent.

Op de culturele wereldkaart staat Nederland met alle Scandinavische landen, Duitsland en Zwitserland in de uiterste hoek van individualistische en on-religieuze waarden. Maar van al die landen is er geen dat zo vaak de ranglijst aanvoert. Een bijzonder volk, dat is het.

Categories: Uncategorized

NRCHandelsblad over het EU referendum

Ik stem niet, want het referendum stinkt. Zelfs op twaalf uur vliegafstand van Nederland vindt de “New Straits Times” in mijn woonplaats Kuala Lumpur dat Bot en Balkenende zich wel erg omineus uitlaten over het referendum. Volgens de krant zien ze gevaren voor de vrede en voor de Europese beschaving wanneer de Nederlandse kiezers “nee” stemmen. Bot noemt een “nee” ook nog rampzalig voor de economie.

Na zoveel bombast is het is één van de twee: als deze politici geloven in hun eigen visioenen, dan horen ze woensdagavond af te treden omdat ze geen leiding willen en kunnen geven aan een land dat moedwillig kiest voor minder beschaving, minder vrede en minder economie. Andersom, als Bot en Balkenende hun karwei in Den Haag willen “afmaken” en – zoals Balkenende al heeft gezegd – liefst acht jaar blijven zitten, dan moeten ze de betekenis van het referendum bagatelliseren en uitleggen dat met het verdrag van Nice ook goed valt te leven.

Mijn voorspelling vanuit de verte is dat Bot en Balkenende tot en met Dinsdag doorgaan met hun apocalyptische apekool maar vanaf Donderdag zullen beweren dat er bij nadere beschouwing weinig aan de hand is, zodat zij de kiezers uitstekend kunnen blijven vertegenwoordigen op basis van het verdrag van Nice. Daarvoor hoef ik nu niet naar de Ambassade om mijn stem uit te brengen.

De boosheid van de kiezers heeft nauwelijks te maken met textuele discrepanties tussen de grondwet en het verdrag van Nice. De kiezers zijn boos – en terecht – omdat de anti-regenten opstand van Pim Fortuyn volledig is mislukt, deels door eigen schuld van de LPF, deels door de regenten bij VVD en CDA. Balkenende mist helaas de gaven om die boosheid om te buigen in positieve richting: meer vrijheid in de economie, minder vriendjespolitiek bij hoge benoemingen in onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid, en vooral een nieuwe start in het samenleven met de moslims. Als hij na Woensdag blijft zitten maakt hij alleen maar de formatie in 2007 moeilijker, omdat de PvdA dan toch weer verder moet met zijn CDA. Het beste scenario: Balkenende accepteert de nederlaag en treedt af, de PvdA voert campagne om positief verder te gaan met de EU, en het CDA zonder Bot en Balkenende accepteert een plaats als partner in het kabinet Bos. Al het andere is uitstel van executie.

Prof. Eduard Bomhoff wordt per 1 augustus dekaan van de Business School van de Universiteit van Nottingham – Malaysia

Categories: Uncategorized

NRCHandelsblad na het referendum

Gepubliceerd op opiniepagina op 3 juni 2005

Lubbers en Balkenende begonnen beiden in een zwart jaar voor de economie. Maar in het derde jaar van Lubbers kwam de economie krachtig terug en na nog een jaar van economisch herstel in 1985 werd Lubbers moeiteloos herkozen in 1986. In het derde jaar van Balkenende viel de Nederlandse economie na twee jaar gesputter opnieuw in een recessie. Geen wonder dat zijn kabinet gisteren een zware afstraffing kreeg.

Want het was een nederlaag voor Balkenende en Chirac, niet voor het idee van Europese samenwerking. De laatste Eurobarometer liet zien dat de EU en de constitutie royaal steun hadden in Nederland en Frankrijk, maar dat de kiezers minachting voelden voor hun eigen regering. Kijk ook naar Duitsland waar de regering Schröder de macht verliest na een verkiezing waarin de EU geen rol speelt, of naar Italië, waar de kiezers Berlusconi weg willen hebben, maar intussen enthousiast blijven over Europa. Gemeenschappelijk aan die vier landen is dat de economie al jarenlang slecht presteert.

Het meest dramatisch zijn de cijfers voor de investeringen. In Engeland en de V.S. zijn die alweer 10-15 procent boven de piek in 2000 (daar zijn regeringsleiders ook herkozen). In het Euro-gebied stagneren de investeringen nu al vijf jaar en in Nederland en Duitsland zijn de investeringen zelfs aanzienlijk gekrompen. Er zijn prognoses van het Internationale Monetaire Fonds voor de periode tot 2010 en die voorspellen dat de investeringen in het Euro-gebied lager zullen blijven dan in alle andere regio’s van de wereld, met Duitsland als treurige hekkesluiter. Sinds de oorlog waren de investeringen in Nederland verhoudingsgewijs altijd hoger dan in de V.S. maar dat is nu niet meer het geval, en het resultaat is dynamiek dáár en werkloosheid bij ons.

Wij kiezers mogen zo af en toe stemmen, maar het bedrijfsleven stemt continu. Als de investeringen in het Euro-gebied niet groeien , dan gaan de nieuwe bedrijven en de nieuwe banen naar Centraal Europa of naar Azië, en de top-researchers naar de V.S. Op die permanente bedreiging van de werkgelegenheid en de welvaart moeten de politici een geloofwaardig antwoord bieden en dat is ze in Nederland, Frankrijk, Duitsland en Italië niet gelukt.

Wat ons eigen land betreft heeft Balkenende drie kapitale fouten gemaakt. Ten eerste: zogenaamde loonmatiging is ongeloofwaardig als recept tegen concurrentie vanuit Estland en Slowakije. De lonen in Nederland kunnen en moeten niet terug naar het niveau van veertig jaar geleden. De enig juiste reactie is een hogere kwaliteit van onderwijs, arbeidsmarkt, infrastructuur en stedelijk milieu. Maar neem het onderwijs: de oudste universiteit van het land krijgt ongevraagd een Haagse insider als president die blundert over de lastige mix van onderwijs en onderzoek. Na twee jaar verdwijnt die weer voor een meer politieke baan omdat “zijn hart daar toch meer in ligt”. Intussen is de universiteit geleid door een amateur. Hard nodige concurrentie tussen instellingen wordt gesmoord door de regenten die leiding geven aan de koepels in het onderwijs. VSNU en HBO-raad kunnen beter worden verboden als schadelijke kartels. Of kijk naar de arbeidsmarkt: zelfs in Duitsland hoeven bedrijven niet meer de sector-CAO te volgen; in Nederland is dat nog steeds verplicht. Alleen in Nederland betalen bedrijven 100 procent van het loon in het hele eerste jaar van ziekte. Infrastructuur: de PvdA, straks weer regeringspartij, is nog steeds onduidelijk over nieuwe wegen, omdat politici liever herkauwen over de Betuwelijn dan knopen doorhakken over wegenbouw en rekeningrijden. Stedelijk milieu: de woningcorporaties met alle bijbehorende corruptie opereren nog steeds vrij van elk democratisch toezicht. Zo gaat de kwaliteit niet vooruit, en dan kunnen bedrijven beter investeren in landen die meer hun best doen voor ondernemers.

De tweede misser van Balkenende is het ontbreken van een reactie op de anti-regenten opstand van Pim Fortuyn. Nog steeds worden oud-politici vanuit Den Haag geparachuteerd op vitale plaatsen in bij voorbeeld de gezondheidszorg. Waarom een defensie-specialist voor het vaststellen van de tarieven in de gezondheidszorg, een buitenland-specialist voor het toezicht op de ziekenfondsen, en een gefaald provinciaal bestuurder als hoofd van alle ziekenhuizen? Antwoord: ze kregen hun beloning voor trouwe dienst van VVD of CDA, maar deze drie regenten zijn wel verantwoordelijk voor tientallen miljarden per jaar in een lastige sector waar de kiezers erg bezorgd over zijn.

De derde lacune van Balkenende is zijn afwezigheid op het terrein van politie en justitie. Eerst duurde het een vol jaar voordat hij minister Donner dwong tot “twee op een cel”; daarna deed hij niets om de politie steviger in het gareel te krijgen. In plaats van een gekozen burgemeester die de dienders achterna zit omdat hij of zij anders niet wordt herkozen, vergaderen nog steeds twintig benoemde regenten-burgemeesters over de politie in hun regio – terwijl de politie vakbond in Den Haag een eindeloze loopgravenoorlog voert met een zwakke minister van Binnenlandse Zaken.

De kiezers hebben gesproken en Balkenende’s krediet is uitgeput. Nederland heeft eerder zwakke premiers gehad – De Quay, Marijnen, Biesheuvel – maar toen was de economische groei nog drie of vier procent per jaar en de economie veel minder internationaal concurrerend. De harde uitslag van gisteren dwingt tot een pijnlijke vraag: als de investeringen al vijf jaar stagneren en de stemming in het land steeds meer vergiftigt, moet een strategisch zó zwakke premier dan zijn vier jaar vol maken?

Prof. Eduard Bomhoff wordt per 1 augustus dekaan van de Business School van de Universiteit van Nottingham in Kuala Lumpur.

Categories: Uncategorized

Interview met Bert Vuijsje uit "Binnenlands Bestuur"

‘Een jaar later’
Interview Eduard Bomhoff voor Binnenlands Bestuur

Bert Vuijsje

(inleidend kader:)

Op 16 oktober 2002 kwam na 87 dagen een abrupt einde aan het ministerschap van Eduard Bomhoff (59). De vroegere hoogleraar economie wilde het liefst terug naar de universiteit, maar dat bleek in Nederland voor een ex-bewindsman van de LPF niet zo simpel. Voorjaar 2003 staakte Bomhoff zijn pogingen om in zijn vaderland aan de slag te komen. Hij werkte eerst zes maanden aan de universiteit van Bahrein en sinds 14 februari is hij hoogleraar in Kuala Lumpur.

(begin tekst interview:)

Eduard Bomhoff: ‘Op de dag dat ik afzwaaide als minister wist ik dat er één ding was dat ik in ieder geval nìet wilde worden, namelijk stuurman aan de wal. Je kent ze wel, die mensen die kort of lang in de politiek actief zijn geweest en dan zendtijd vullen bij radio en televisie met ongevraagd advies. Meestal met de subtekst dat als de spreker zelf nog aan het roer zou staan, het schip tenminste met volle kracht vooruit zou kunnen stomen. Dat leek me niks. Mensen die op die manier terugkomen in de media, zijn bijna altijd nog lid van een politieke partij en kunnen er dus altijd van worden verdacht dat ze een gunst wensen van die partij of dat ze uit zijn op een mooie baan die de partij zou kunnen vergeven. Ik heb meteen diezelfde dag al – check het bij mijn vrouw – gezegd: nou dan, hoofdstuk afgesloten.
‘Ik vond minister zijn ook niet zulk erg leuk werk. Ik vond het niveau van de ambtenaren niet hoog, dus dat was hard trekken. Goed, dat is dan je werk natuurlijk. Maar ik vond het ook een heel koud wereldje. Helemaal aan het begin, na twee dagen, had ik al te maken met Johan Remkes die als minister van Binnenlandse Zaken gewoon zat te liegen. Dat was bij het overplaatsen van die ambtenaar Van Lieshout. In het kabinet beloofde Remkes dingen en prompt daarna zei hij tegen de media het omgekeerde. Toen heb ik daarover geklaagd, ook in het kabinet, en een dag daarna deed hij het weer. Dat is dan ongeveer het eerste signaal dat je van een collega krijgt: gewoon pesten en jokken. En pesten is al niet prettig, want je wordt verondersteld collega’s te zijn. Maar jokken, ja, als dat kan, dan kan alles.
‘Met Benk Korthals, Henk Kamp en Maria van der Hoeven kon ik het wel heel goed en gemakkelijk vinden. Ik hoop niet dat ik ze ongerief bezorg door ze te noemen. En met mijn staatssecretaris Clémence Ross heb ik ook nooit een probleem gehad. Benk Korthals zei een keer: Kijk, als je nou een maand voor de verkiezingen elkaar weer te lijf gaat, dat is tijdig genoeg. En in de tussentijd moet je gewoon samenwerken, want je moet met elkaar toch proberen het land iets beter achter te laten dan dat je het aantreft.
‘Dat was natuurlijk ook mijn motivatie om in het kabinet te gaan. Maar bij zo’n man als Remkes zie je wat me later is bevestigd door iemand uit de top van de VVD. Ik kan zijn naam nu niet noemen, maar hij was in de positie om het te weten en hij zei: “De VVD wou vanaf het begin af aan van het kabinet af.” Dan begrijp je ook waarom Remkes zat te pesten en te jokken. Maar dat maakte het wel een heel koud wereldje, met veel onbetrouwbaar gedrag.’

‘Er zijn wel mensen geweest die tegen me hebben gezegd: Je had wat vlotter moeten zijn, je had steeds naar Barend & Van Dorp moeten komen, dan was je misschien wel ontzettend populair geworden. Maar zou iemand als Witteveen dat hebben gedaan? Die heeft natuurlijk in een andere tijd in het kabinet gezeten, maar die heeft het gewoon afgemaakt. Er is een hele lijst van hoogleraren economie die werden gevraagd om een tijdje minister te zijn. Van den Brink kort na de oorlog, Zijlstra, Lieftinck, Duisenberg, Koos Andriessen zelfs twee keer. Ik zag mezelf in die lijst, ik had ook de leerstoel van Witteveen in Rotterdam gehad.
‘Ik geloof ook niet dat het is waar te maken dat ik het onder normale omstandigheden niet zou hebben gekund. Ik laat me niet aanpraten dat ik – na acht jaar directeur Nyfer, waar we zoveel hebben gepubliceerd over allerlei verschillende ministeries, en veertien jaar stukken in de NRC en een hele lange lijst van economische publicaties – het niet net zo goed had gekund als Witteveen of Zijlstra of Duisenberg.
‘Ik heb alleen één misrekening gemaakt. Uit de statistiek kon je zien dat bij een belangrijke wisseling in de samenstelling van coalities normaal gesproken één kabinet het helemaal afmaakt en ze pas tijdens het tweede kabinet van zo’n kleur weer met elkaar gaan zitten zaniken. Dus dat was een gunstig voorteken. Na de moord op Fortuyn en de verkiezingen van mei 2002 zei het hele establishment in Nederland bovendien: Dit is een heel belangrijk signaal, we gaan met dat signaal aan het werk. Balkenende, de VVD, iedereen riep dat. Ik ben daar heel naïef in geweest, want wat ik heb geleerd is dat ze dat helemaal niet van plan waren. Voor de VVD was het enige signaal: We willen die stemmen zo vlug mogelijk terug.’

‘Na mijn aftreden ben ik twee weken met vakantie gegaan en meteen daarna heb ik mezelf opgesloten en als een chimpansee 24 uur per dag achter de wordprocessor gezeten om dat boek Blinde ambitie te schrijven, zodat het voor Kerstmis 2002 kon uitkomen. Die titel heb ik zelf voorgesteld aan de uitgever. Ik had hem geleend van John Dean, de ex-medewerker van Nixon die tijdens de Watergate-hearings zoveel onthulde en daarover later het boek Blind Ambition schreef. Met die blinde ambitie doelde ik op allerlei mensen, inclusief mijzelf.
‘Ik ben realistisch genoeg om te weten dat mensen kunnen denken: ja, het was ook heel stom om minister te willen worden. Mijn verdediging is dat ik in 1994, bij de vorming van Paars-I, door Bolkestein al eens was gepolst. Hij belde op en zei letterlijk: “Word onmiddellijk lid van de VVD, want we zoeken een minister van Financien.” Dat was nog vóór Gerrit Zalm werd benaderd, die het uiteindelijk is geworden. Ik ben niet zo’n VVD-type, dus ik zei: “Nou Frits, dat is ontzettend aardig, maar ik zie er toch liever van af.” Wat er anders zijn gebeurd, hangt natuurlijk niet alleen van Bolkestein af, maar in ieder geval heb ik toen mijn kans gepast.
‘Bij het verschijnen van mijn boek had ik een grote meevaller, waardoor er tienduizend exemplaren extra zijn verkocht. Balkenende zei namelijk dat ik een misdadiger was omdat ik uit vertrouwelijke vergaderingen van het kabinet had geklapt. Ik liep kans op zes jaar celstraf, nounounou. Mijn uitgever Geurt Gaarlandt had gezegd: Kijk voordat je begint even goed naar het boek van Ed. van Thijn, Retour Den Haag, dan weet je ongeveer waar de grenzen liggen. Ik heb dat boek helemaal gelezen en daar wordt ten minste één keer letterlijk uit een geheim stuk geciteerd en allerlei uitspraken van ministers tijdens kabinetsvergaderingen worden met de datum erbij weergegeven.
‘Ik heb zelf alle stukken van het ministerie teruggebracht naar Den Haag, uitsluitend mijn eigen aantekeningen gebruikt en een sfeerdocument geschreven. Van Thijn had nooit enige moeilijkheid gehad, niemand had gezegd: “dat mag niet” of “dat is onbehoorlijk”. Dus die uitspraak van Balkenende was een gotspe. Donner verklaarde diezelfde dag al dat hij er een hard hoofd in had en de procureur-generaal zei ook meteen dat het hem niks leek.
‘Vervolgens hebbben ze nooit contact met mij gezocht. Nooit mij opgebeld en gevraagd: zou je willen vertellen hoe je dat hebt gedaan en wat voor bronnen je hebt gebruikt? Volgens mij is er nooit iets aan gedaan, ja misschien in een of andere Haagse heksencirkel, maar ze zijn nooit hier in Gouda geweest. Uiteindelijk hebben ze driekwart jaar gewacht en op een rustig moment, in oktober 2003, bekend gemaakt dat het kabinet geen aangifte tegen mij zou doen.
‘Het boek was daardoor wel bestseller nummer 1 in de kerstvakantie van 2002 geworden. Er zijn er twintigduizend van verkocht. In het Engelse weekblad The Economist stond in januari vorig jaar een stukje over de bestsellers in diverse Europese landen, en in Nederland stond ik boven alle boeken van die beroemde kok Jamie Oliver. Daar was ik heel trots op.’

‘Het liefste wilde ik weer professor worden. Ik had van Balkenende zeer tegen mijn zin ontslag moeten nemen als hoogleraar op Nyenrode. Mijn voorstel aan Balkenende was: ik neem wel onbetaald verlof en als het nodig is betaal ik de pensioenpremie zelf, zodat er geen enkele gunst is van Nyenrode aan mij. Want stel je voor dat dit hele avontuur mislukt. Maar Balkenende en zijn hoogste ambtenaar Wim Kuyken zeiden: dat mag niet.
‘Ik zei: wat raar, want al mijn vrienden in de VS en Israël – dat zijn toch ook beschaafde landen – nemen altijd onbetaald verlof van de universiteit als ze een regeringsfunctie gaan vervullen. Wetenschap is nou toevallig wat ze kunnen, dus dan kunnen ze weer terug als het aan z’n eind komt. Maar het mocht absoluut niet van Balkenende en Wim Kuyken. Ik heb natuurlijk gevraagd: hoe zou je nou als minister van Volksgezondheid op een of andere stiekeme en onbehoorlijke wijze Nyenrode kunnen bevoordelen? Daar konden ze niet één voorbeeld van geven, dus het was een vreemd soort formalisme.
‘Het is des te vreemder gezien een ervaring die ik in september 2002 in het kabinet had. Het ging over de uitbreiding van de EU, en de VVD had toen nog het idee dat de hervorming van de landbouwsubsidies moest worden gekoppeld aan de uitbreiding met die tien landen. Ze zijn daar later van afgestapt omdat het leek op een soort chantagepoging. We zaten er zo’n beetje vrij over te praten en ik zei dat als we nou echt iets wilden doen aan het landbouwbeleid, we zouden moeten ophouden met in Nederland suikerbieten te verbouwen. Want dat is heel slecht voor het Caribisch gebied en allerlei landen in Afrika, het kost alleen maar geld, en bovendien zien die suikerbieten er niet uit.
‘Minister Veerman van Landbouw zei meteen dat ik een ondeskundige kwast was en mijn mond moest houden. Na afloop van de kabinetsvergadering heb ik tegen hem gezegd dat ik niet gediend was van dat soort opmerkingen, en toen begon hij gewoon te schelden.
‘Pas veel later realiseerde ik me dat minister Veerman eigenaar is van een suikerbietenplantage in de Hoeksche Waard. Je hebt hier dus iemand die ongetwijfeld een voortreffelijk lid is van het CDA, het conflict of interest komt hem uit z’n oren. Want hij kan als minister die plantage wel in een trust zetten of laten beheren door een ander – die mag dan de kunstmest bestellen – maar hij blijft de eigenaar. Dus als de EU die subsidies afschaft, zal hij iets anders moeten gaan verbouwen.
‘Kortom, hij heeft zó’n groot belang, hij treedt agressief op, verdedigt die suikerbietenboeren in het kabinet, zelfs op het onbeschofte af – en dat kan dus allemaal wél. En dan heb je iemand uit de wetenschap, die al dertig jaar fulltime bij de universiteit werkt, en die mag geen onbetaald verlof nemen zoals al zijn vrienden in andere landen. Dus daarop terugkijkend denk ik: dat lijkt toch wel heel erg op meten met twee maten.’

‘Terug naar Nyenrode kon ik niet. Die hadden verlies geleden en ik was daar de best betaalde hoogleraar omdat ik heel mooi les gaf en de prijs had gekregen voor de beste docent en zo. Dus die dachten: van hem zijn we af, dat is een goedkope besparing. Ik wou ook liever iets anders, namelijk professor worden aan de Rijksuniversiteit Leiden. Ik heb er zelf gestudeerd, mijn vader was er hoogleraar, al onze kinderen hebben er gestudeerd en ik heb heel lang in Leiden gewoond. Ze hadden mij in 1995 ook benaderd om professor te worden, maar toen werkte ik net op Nyenrode en ik vond het onbehoorlijk om daar al na een half jaar weg te gaan.
‘Begin 2003 ben ik, zelfs nog met een introductie van een hele dure headhunter, op bezoek geweest bij meneer Kist, de voorzitter van het Leidse College van Bestuur. Ik kom daar, hij zit aan het Rapenburg in de oude universiteitsbibliotheek onder de geschilderde portretten van zijn illustere voorgangers, hij heeft het reusachtig naar zijn zin. We zitten een kwartier te praten en die vent zegt: “Het is heel belangrijk dat je nu in het openbaar afstand neemt van de LPF.”
‘Ik zeg: “O, dan zal ik je toch iets grappigs vertellen. Vijfendertig jaar geleden heb ik hier ook gesolliciteerd, als student-assistent bij Bernard van Praag, en de professor zegt: is het waar dat uw vader lid is van de PvdA? Toen zei ik tegen hem wat ik nu tegen jou zeg: dat gaat je dus helemaal niks aan.”
‘Het was gewoon pesten door de elite. Die man z’n broer heeft gewerkt voor het Koninklijk Huis, dus hij weet best dat wat hij zegt uitermate onbehoorlijk is. Maar Kist redeneerde kennelijk: die Bomhoff zat bij de foute partij, die zullen we eens even plagen. Terwijl het motto van de Leidse universiteit nota bene is: Presidium Libertatis, bolwerk van de vrijheid. En dat staat dan onder leiding van de heer Kist, die daar eerlijk gezegd niet zit omdat hij heeft gesolliciteerd, maar omdat het tijd was voor een ander bij de NMa.
‘Daarna ben ik nog bij drie grote ziekenfondsen op bezoek geweest. In de paar weken dat ik minister was, hadden al die lui, Wiegel voorop, gezegd: “Dat is een ontzettend goede vent, het gaat allemaal in een hogere versnelling, eindelijk weer eens iemand die verstand heeft van geld en van allerlei organisatorische kwesties.” Je kunt je niet voorstellen hoe complimenteus ze waren geweest, dus toen ik werkloos was, vroeg ik ze: is het denkbaar dat ik hier kom werken voor de strategie, dat nieuwe stelsel komt er toch aan? Nou, dat waren dus drie treinkaartjes voor niets. Het was volkomen zonde van mijn tijd. Je mag sollicitatiekosten niet meer aftrekken van de belasting, dus ik heb het nog helemaal zelf moeten betalen ook.
‘Ze dachten waarschijnlijk: hij heeft ruzie met Balkenende, en als ziekenfondsen hebben we toch met het CDA en Balkenende te maken. Omdat dit een klein land is kom je elkaar altijd weer tegen. Zo word je een soort paria in Nederland. Door te zeggen dat ik een misdadiger was, heeft Balkenende dus twee dingen bereikt. Het heeft zeker geholpen voor de verkoop van mijn boek. Maar het was ook het definitieve einde van een baan voor mij in Nederland. Daarom hebben Janneke en ik toen gezegd: we gaan nu verder gewoon solliciteren in het buitenland, volle kracht vooruit en dan maar emigreren.’

‘Ik heb geschreven op advertenties in The Economist en The Times Higher Education Supplement, en de universiteit van Bahrein was heel snel met een antwoord, want die zijn aan het uitbreiden en die hadden een professor nodig in finance. Omdat ik het helemaal niet erg vind om les te geven, ben ik daar op 1 september 2003 begonnen. Ik heb een heel semester gedaan, ik had er ook permanent kunnen blijven, maar ik vond een nog leukere baan in Kuala Lumpur, bij de Maleisische dependance van Monash University. Dat is een hele goede Australische universiteit.
‘Sinds 14 februari ben ik daar hoogleraar en hoofd van de business school. Ik heb dus weer een fulltime secretaresse en research-assistenten, en ze willen een PhD-programma opzetten. Dat zijn toch meer mijn interesses dan alleen lesgeven. Ik wil een boek schrijven over de islamitische wereld. Dat moet gaan over economie – wat is er nou mis met het Midden-Oosten, wat is er kunstmatig aan die landen – maar ook over de verhouding tussen islam, christendom en jodendom. Maleisië is daarvoor een heel interessante plek, want het is het enige islamitische land dat economisch erg succesvol is: sinds heel lang gemiddeld zes procent economische groei per jaar. Ik heb in Kuala Lumpur een vaste aanstelling en ik ben nu 59, dus inshallah zal het me zeker lukken daar mijn pensioen te halen.
‘Janneke en ik zijn heel gelukkig geweest in Bahrein en we zullen zeker ook weer heel gelukkig worden in Maleisië. Ik ben reusachtig blij dat ik mezelf heb kunnen redden, dat onze kinderen al volwassen zijn en dat ik iets kan, namelijk research en onderwijs, dat je ook in andere landen kunt doen. Stel je voor dat je in Nederland moet blijven zitten om voorzitter van de Kampeerraad te worden. Dat lijkt me pas een tragisch lot.
‘Maar er zit natuurlijk ook iets wrangs aan mijn vertrek uit Nederland. Ik heb in veertien jaar in NRC Handelsblad honderden stukken geschreven en ze zeiden altijd: jij bent samen met Heldring de beste columnist, we krijgen zoveel brieven en de lezers zijn zo tevreden, je mag nog heel lang blijven. Ik was ook jarenlang de meest geciteerde Nederlandse macro-econoom in wetenschappelijke tijdschriften, dus ik heb het echt allebei gedaan: wetenschap en populariseren.
‘En dan zie je opeens hoe betrekkelijk dat allemaal is, omdat na nog geen drie maanden in de politiek mensen zeggen: nee, dat is een hele foute man. Dezelfde Mark Kranenburg die de baas was van de opiniepagina in de NRC, geeft me in zijn recensie van Blinde ambitie een snauw: dat het een volkomen waardeloos boek is en dat het wel duidelijk is dat ik geen enkel idee had. En de hoofdredacteur van de NRC geeft ook een snauw. Die zegt: er is geen sprake van dat we ooit nog interesse in die meneer hebben. Terwijl ik helemaal niets had gevraagd.
‘Dan vraag ik me af: wat meenden ze ervan toen ze zeiden dat ik een waardevolle bijdrage leverde aan de meningsvorming van die lezers van ze? En dan denk ik: zijn mijn ideeën dan plotseling fout geworden? Zelfs als ze vinden dat het naïef, blind of wat dan ook van me was om met die politiek te beginnen. Waarom zijn mijn ideeën of mijn karakter nou zo beschadigd dat ik moet emigreren?’

(feitenkader:)

Eduard Bomhoff

Eduard Bomhoff werd in 1944 in Amsterdam geboren, studeerde wiskunde in Leiden en promoveerde in 1979 in Rotterdam tot doctor in de economie. In 1981 werd hij hoogleraar monetaire economie aan de Erasmus Universiteit en in 1994 stapte hij over naar de Universiteit Nyenrode, als hoogleraar financiële economie. In 1995 werd hij daarnaast directeur van het door hem opgerichte Instituut Nyfer (Nyenrode Forum for Economic Research). Eduard Bomhoff was dertig jaar een uiterst passief lid van de PvdA, tot hij in mei 2002 toetrad tot de Lijst Pim Fortuyn. Van 22 juli tot 16 oktober 2002 was hij minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en vice-premier in het eerste kabinet-Balkenende.

Categories: Uncategorized

NRCHandelsblad over het recht op zorg

Recht op zorg

Prof. Eduard J. Bomhoff

Vorig jaar viel de economische groei tegen. Minister Zalm ontving dus ook minder belastinggeld dan hij had voorspeld in de Miljoenennota. We kennen de minister echter als een sterk financieel manager, en hij maakte die reputatie opnieuw waar door met onmiddellijke ingang het BTW-tarief te verhogen naar 22 procent, uitsluitend voor de maand December. Zo haalde hij toch nog zijn afgesproken budget…..

Het gaat slecht in Nederland, maar gelukkig nog niet zo slecht. Als de ontvangst van de BTW tegenvalt, vangt de minister dat op met een extra staatslening. Dat is precies de functie van de staatsschuld, om als buffer te functioneren tussen de inkomsten en de uitgaven van de overheid. Als de inkomsten tegenvallen, hoeven ministers niet direkt te bezuinigen, maar kan de schuld de klap opvangen. Beter om de staatsschuld te laten werken als buffer voor mee- en tegenvallers, dan om bij te sturen met het tarief in de BTW. Lang geleden is ooit wel eens gesproken over een “wiebeltax” met een tarief dat voortdurend zou kunnen veranderen, maar dat slechte idee is gelukkig een definitieve dood gestorven. Bedrijven en burgers hebben al te maken met genoeg economische en financiele onzekerheden; de overheid moet niet nog een extra bron van onzekerheid worden door frequent de tarieven in de belasting te veranderen.

Om dezelfde reden hoeven gemeenten ook niet in December te stoppen met het inschrijven van nieuwe klanten voor een uitkering van de bijstand. Het recht op de uitkering is belangrijker dan de vraag of de gemeente precies uitkomt op het voorspelde bedrag in de begroting. Zo zijn er nog allerlei andere voorbeelden waar zekerheid voor burgers en bedrijven betekent dat een recht (uitkering, huursubsidie) of een plicht (betalen van belasting) ongewijzigd geldt van 1 Januari tot 31 December, ook al wordt het daarmee onmogelijk voor de overheid om vóór het begin van het jaar een plafond vast te stellen voor de uitgaven.

Het is verdrietig om te zien dat minister Hoogervorst van Volksgezondheid nu toch weer probeert om in zijn sector een dwingend budgetplafond in te voeren. Een paar dagen geleden opende deze krant met het bericht dat sommige ziekenhuizen bepaalde goedgekeurde medicijnen niet beschikbaar maken voor doodzieke patienten vanwege problemen met het budget. In een debat in de Tweede Kamer gaf Hoogervorst toe dat hij weer wil werken met een plafond in de zorg: “Keuzes maken in de zorg is normaal en onvermijdelijk. Als we de budgettering loslaten loop het geheel volkomen uit de hand.” De eerste zin is correct; de stelling die Hoogervorst daarop laat volgen is een terugkeer tot de wrede praktijk uit het verleden toen per jaar honderden patienten stierven op wachtlijsten.

Ik moest terugdenken aan 2002. De overheid had toen al pijnlijke rechtzaken verloren over het recht op zorg. In strijd daarmee kwam de eerste versie van de Troonrede toch weer met dezelfde formulering die Hoogervorst nu opnieuw probeert te slijten aan de Kamer: zo goed mogelijke zorg binnen het budget. In het kabinet werd die zin op mijn aandrang geschrapt. Omdat de minister van Volksgezondheid toen ook vice-premier was, kreeg ik van premier Balkenende ook inzage in de latere versies van de Troonrede. Ergens in Den Haag probeerde men voor de tweede keer om de gewraakte passage over de grenzen van het budget op te nemen in de tekst, en gelukkig kon ik daar opnieuw een veto over uitspreken. Uiteindelijk las de Koningin een Troonrede waarin geen plafond meer voorkwam voor de zorg. En zo hoort het ook, want in Nederland bestaat een verzekering tegen medische uitgaven, en iedere verzekering is bij definitie een “openeinderegeling”.

De Kamer wilde in September 2002 debatteren over dit cruciale punt en vroeg Hoogervorst (toen minister van financieen) en mijzelf om samen uitleg te geven. Ik zei tegen Hans van te voren: “iedere keer als jij spreekt over een “budget” in plaats van een “prognose”, gebruik ik het woord “openeinderegeling”. Zo kwamen we er samen naadloos uit: Hoogervorst benadrukte dat het ging om prognoses van de uitgaven zonder beperking op het recht op zorg, en ik herhaalde dat één keer per jaar de condities van de verzekering kunnen worden herzien. Als de totale uitgaven te snel stijgen naar het oordeel van het parlement, kan het jaar daarna het pakket van de verzekering worden ingekrompen, en zo niet, dan moet de premie omhoog of gaan verzekerden meer zelf betalen. Zo sturen verzekeraars ook met de condities van andere verzekeringen.

Onder de ministers Ruding en Kok heeft het ministerie van financien gewerkt aan het “dichtschroeien” van openeinderegelingen. Dat is mooi omdat daarmee het budgetrecht van het parlement meer solide wordt. Kamerleden moeten weten hoeveel zij autoriseren met het goedkeuren van een begroting. Maar als het gaat om een verzekering, beslist de Kamer in de kern over het continueren van die verzekering en die heeft onvermijdelijk een open einde. Bedragen in de begroting zijn dan prognoses, en geen dwingende plafonds. Eén zo’n regeling valt trouwens onder de minister van financien: de exportkredietverzekering waarbij de staat risico’s loopt in de omvang van tientallen miljarden Euro. Daar moet de minister van financien mee leven, want het is nu eenmaal een verzekering, dat wil zeggen een regeling die onzekerheden overdraagt van individuele bedrijven naar de gemeenschap. Die openeinderegeling is dan ook nooit “dichtgeschroeid”, maar de minister van fiancien verandert soms de condities en de premie. Bij de exportkredietverzekering maakt de minister ook niet de fout die jaar op jaar wordt gemaakt in de zorg, namelijk politieke uitspraken over de hoogte van de premie in het volgend jaar. Keer op keer blijken die uitspraken ongefundeerd, en daarmee creeert de minister zelf het beeld van een sector waarin niemand zicht heeft op de omvang van de uitgaven.

In de VS zijn veertig miljoen mensen niet verzekerd tegen medische uitgaven. Dat keuren wij in Nederland af, en terecht. Maar onder Hoogervorst zijn zestien miljoen mensen evenmin correct verzekerd, want als zij tegen het eind van het boekjaar in het verkeerde ziekenhuis vragen om een pacemaker of een duur medicijn, blijkt de verzekering voor hen een dode letter. Die ongelijke behandeling van gelijke gevallen is een schande, en hoeft niet voor te komen wanneer de overheid – na de kennelijk bewust vergeten discussie in 2002 – opnieuw besluit om een verzekering nooit meer te sturen met de weigering van patienten die zich melden in het verkeerde ziekenhuis of op het verkeerde moment van het jaar (of met onrealistische tarieven, zoals in de AWBZ, waarin het recht wordt uitgehold wanneer de zorg niet beschikbaar is voor de vastgestelde prijs). Een verzekering is een recht voor iedereen die de premie betaalt, en een minister die knaagt aan dat recht verdient geen respect.

Eduard J. Bomhoff was vice-premier en minister van Volksgezondheid in het Kabinet Balkenende-I.

Categories: Uncategorized

FEM 5-05 Amerikaans tekort –

Minder zorg over Amerikaanse tekort

Iedere maand heeft Amerika een gigantisch tekort in de transacties met de rest van de wereld. Vorig jaar was het tekort 666 miljard dollar – het getal van het beest uit het laatste boek van de Bijbel en het grootste tekort in één jaar in de geschiedenis. Dit jaar zal het tekort dat record nog wel breken.

Economen hebben vreselijke voorspellingen gedaan voor de Amerikaanse economie vanwege dit tekort op de lopende rekening. Recent is echter een trend zichtbaar geworden in de wereldeconomie die een gunstiger scenario suggereert voor de gevolgen van het tekort: de lange rente is wereldwijd bijzonder laag gebleven. De 10-jaars rente in Amerika beweegt al drie jaar lang in de buurt van 4 procent en dat is historisch heel laag. In Japan en het Euro-gebied is de lange rente nog aanzienlijk lager. In de Euro-zone is de lange reële rente (de rente minus correctie voor inflatie) nauwelijks meer dan één procent.

Hoe kan de lange rente zo laag zijn wanneer de wereldeconomie in 2004 een uitstekend jaar had en China en India massaal hun investeringen uitbreiden? Dan moeten er belangrijke regio’s zijn die wel veel sparen maar weinig investeren. Dat klopt: in Duitsland zijn de investeringen de afgelopen tien jaar gedaald met 2 procent en in Japan slechts gestegen met 9 procent, dat is minder dan één procent per jaar. In de Verenigde Staten groeiden de investeringen met 50 procent in de 10 jaren 1996-2005 (en in Engeland met 47 procent, hoger dan in alle grote Euro-landen!). Als Duitsers en Japanners blijven sparen maar minder investeren, dan moeten hun besparingen wegvloeien naar andere landen – bij voorbeeld naar de Verenigde Staten.

Duitsland en Japan hebben een spaaroverschot, omdat het moeilijk is om in Duitsland en Japan alle lokale besparingen winstgevend te investeren. Maar ook veel Aziatische landen waar het economisch wél goed gaat exporteren een deel van hun besparingen naar de VS. Ben Bernanke – een collega van Alan Greenspan in het bestuur van de Amerikaanse Centrale Bank – heeft een dubbele verklaring voor die hoge netto-besparingen in Oost-Azie en het Midden-Oosten. Na de crisis in Oost-Azië van 1997-98 proberen gezinnen én bedrijven zich meer conservatief te financieren met minder krediet en meer eigen geld. China ontsnapte aan die crisis, maar heeft een failliet bankwezen en dus willen ook de Chinese gezinnen op veilig spelen met hoge besparingen (45 procent van het Chinese bruto binnenlands produkt wordt gespaard). De olie-producerende landen in West-Azië profiteren van hogere prijzen voor energie en beleggen een deel van de extra inkomsten.

Als het tekort op de Amerikaanse handel het gevolg was van grote tekorten bij de Amerikaanse overheid in combinatie met Amerikaanse burgers die niet genoeg sparen, dan was er reden voor zorg over de economische toekomst. Maar als het tekort een reflectie is van extra besparingen in de rest van de wereld die een weg zoeken naar Amerika, dan is er geen crisis in Amerika (wel in Duitsland, Nederland en Japan, waar de economische hervormingen dus onvoldoende zijn om genoeg investeringen te inspireren). De hardnekkig lage rente wijst op die tweede verklaring. Kennelijk is Amerika aantrekkelijk voor buitenlandse besparingen, en de tegenhanger van zo’n massale instroom van kapitaal is een even groot tekort op de lopende rekening. Dat zal wel weer eens veranderen, maar geleidelijk en zonder noodzaak voor een financiële crisis in de dollar of de Amerikaanse conjunctuur. Het Amerikaanse tekort groeit, maar het is gelukkig geen gezwel.

Categories: Uncategorized

FEM 4-05 Economie blijft zwak – Muslims in Europa

In economie nog geen lente

De belangrijke voorspellingen van het Centraal Planbureau (CPB) arriveren twee keer per jaar: met Prinsjesdag en in April. In September staan de prognoses vaak onder zware druk van ministers die graag een steun in de rug krijgen voor de algemene beschouwingen in de Tweede Kamer. Dat was afgelopen September ook het geval, want minister Zalm wilde tot elke prijs laten zien dat eindelijk het tekort van de overheid weer de goede kant op zou gaan. Het CPB was hem behulpzaam met extreem optimistische voorspellingen voor de internationale handel, de wisselkoers van de dollar en de olieprijs. Met zo veel optimisme zou de economische groei in Nederland eindelijk weer eens gunstig uitkomen en het tekort van de overheid kunnen dalen.

Ik was vijf maanden geleden al bezorgd over dit politiek geforceerde optimisme (FEMBusiness van 3 december 2004), en nu blijkt hoezeer het CPB in September 2004 mis heeft geschoten. 2005 wordt voor de economie niet béter dan 2004, maar zwakker met een economische groei van ten hoogste 1 procent en een verder stijgende werkloosheid. Laten we hopen dat de feitelijke uitkomst niet nóg slechter wordt, want de meest recente trends zijn niet gunstig:

Auto-verkopen in het Euro-gebied waren in Maart 5 procent lager dan een jaar eerder. Consumenten blijven kennelijk erg bezorgd over hun baan en hun inkomen.
De stroom negatieve commentaren over de toekomst van de EU za aanzwellen in de aanloop naar de referenda in Frankrijk op 29 Mei en in Nederland op 2 Juni. Formeel kan de EU kan ook verder op basis van het Verdrag van Nice – en dat blijft geldig – maar een negatief referendum in Frankrijk of Nederland maakt het politiek lastiger voor de lidstaten om het eens te worden over de begroting van de EU, hervormingen in de landbouw en de start van gesprekken met Turkije. In de markt heerst ook al angst voor de toekomst van de Euro.
Instabiliteit in Italie. De regering-Berlusconi kan uit elkaar vallen nog vóór de verkiezingen van volgend jaar en de Italiaanse economiezakt verder in. Vroeger gaf dan een devaluatie van de Lire uitkomst, maar die nooduitgang is dichtgetimmerd met de overgang op de Euro. Italie heeft vanaf 1996 enorm geprofiteerd van de dalende rente die het logische gevolg was van de aanloop naar de Euro. Dat resulteerde in méér investeringen en een betere huizenmarkt. Nu is een lage rente geen nieuws meer en staat de economie onder druk vanwege lonen die sneller zijn gestegen dan gemiddeld in het Eurogebied. Premier Berlusconi durft de arbeidsmarkt niet aan te pakken, maar roept om lagere belastingen, hoewel het tekort van de overheid in Italie ongeveer 4 procent is.

En intussen gaat de opmars van Oost-Azie op volle kracht vooruit. Ik vloog op en neer naar Nederland met Malaysian Airlines waar de piloot van de 747 een salaris heeft van 42000 Euro per jaar (een kwart van de salarissen bij de KLM) en de stewardessen tijdens de 12 uur durende vlucht niet te beroerd zijn om de toiletten regelmatig schoon te houden. In Korea maakt Hyundai nu auto’s met minder defecten dan Mercedes. De Euro-zone staat er werkelijk slecht voor, en politici in Italie, Frankrijk en Nederland kunnen daar beter maar eerlijk over zijn. Dat komt niet door Turkije, Moslim-extremisme of door President Bush, maar door laf en slecht binnenlands beleid.

De Moslims aan de grens

Turkije is geen Aziatische tijger; de economische groei heeft er veel nadeel ondervonden van hoge inflatie. Een miljoen Turkse Lira was zo weinig waard dat er nu zes nullen zijn geschrapt van de bankbiljetten en de Turken voor een kop koffie niet meer drie miljoen Lira hoeven te betalen. Per hoofd van de bevolking is de welvaart in Turkije ongeveer 50 jaar achter op Nederland.

Aan de andere kant van de oceaan is de welvaart in Mexico nu ook ongeveer op dat niveau. Mexico was ooit een stuk rijker, maar is in de periode vanaf de eerste olie-crisis in 1974 nog slechter bestuurd dan Turkije. Maar Mexico heeft één groot voordeel boven Turkije: veel sterkere economische banden met het rijke buurland. Mexico heeft anderhalf keer zoveel inwoners als Turkije, maar importeert vier keer zoveel uit de Verenigde Staten. We kunnen Mexico ook vergelijken met het totaal van Turkije en de drie Noord-Afrikaanse landen Marokko, Algerie en Tunesie. Die vier landen bij elkaar hebben een omvangrijker gdp en een grotere bevolking dan Mexico, en toch is hun totale invoer uit de EU nog niet de helft van wat Mexico invoert uit de Verenigde Staten.

Het grootste probleem van de EU is niet dat de lonen te hoog zijn. Lonen in de Verenigde Staten zijn gemiddeld een stuk hoger. Nee, Europa faalt in de eerste plaats omdat de verhouding tot de moslim-landen aan de grens zo veel minder vruchtbaar is dan de symbiose tussen de Verenigde Staten en Mexico. Dat begon al veertig jaar geleden toen Nederlandse werkgevers gastarbeiders gingen werven in Marokko en aan alle kandidaten vroegen of ze op school frans hadden geleerd. Wie “ja” antwoordde werd afgewezen, want de Hollandse bazen hadden liever geen goedopgeleide werknemers die konden ageren in de vakbond.

Die wens is in vervulling gegaan. De eerste generatie Marokkaanse gastarbeiders werd geen lid van de bond, maar wel lid voor het leven van de WAO. En hun zoons hebben het moeilijk in een arbeidsmarkt die hevig discrimineert tegen mannelijke moslims. En door al dat wantrouwen zijn er ook niet veel direkte investeringen van de EU in Turkije en Noord-Afrika. Bedrijven in de EU investeren miljarden méér in Mexico dan in de Magreb en Turkije samen, hoewel de moslim-staten hun buren zijn en Mexico een oceaan weg ligt. De miserabele investeringen, vooral wat betreft Marokko en Algerije, zijn één reden voor het feit dat de welvaart in die twee landen nog meer dan 100 jaar achter is op Nederland.

Daarom ben ik blij dat de nieuwe Paus in zijn drukke eerste week al een vriendschappelijk gesprek heeft gevoerd met moslim-leiders. Respect voor de moslims en méér onderling vertrouwen zijn broodnodig in Europa en Paus Benedict XVI kan daarbij belangrijk helpen. De Katholieke kerk ligt ver vóór op de protestanten in de erkenning dat de moslims natuurlijk dezelfde God vereren. Een andere lamp, maar wel hetzelfde licht. Het zal interessant zijn om te zien welke keuzes de Paus gaat maken. Hij wil graag een christelijker Europa– dan zijn de moslims concurrenten. Maar hij wil vooral een wereld die moreel relativisme verwerpt en open staat voor eeuwige waarden. Dan zijn de moslims bondgenoten, en ik hoop (en denk) dat die strategie de overhand krijgt. Wie het succesvolle bondgenootschap tussen de Verenigde Staten en Mexico contrasteert met het wantrouwen en de verkettering tussen de EU en de moslim-landen aan onze grens, zou die hoop moeten delen.

Categories: Uncategorized

FEM 3-05 Holland niet exciting – Productiviteit in US-EU

De Viktor & Rolf test

Nu voorspelt het Centraal Planbureau (CPB) nog één slecht jaar in 2005, en dan eindelijk het langverwachte herstel in 2006. De economische groei volgend jaar zou kunnen klimmen tot 2 ¼ procent. Maar laten we ons daar niet rijk mee rekenen. Formules om de economische groei te voorspellen gaan uit van zo’n groei van 2-2 ½ procent in elk normaal jaar zonder schokken op het economische systeem. Een voorspelling van 2 ¼ procent voor een jaar dat pas negen maanden in de toekomst gaat beginnen, betekent allen maar dat het CPB nog niet in staat is om rekening te houden met specifieke mee- en tegenvallers die belangrijk zijn voor de groei in dat toekomstige jaar.

De bottom line is dat er na vijf magere jaren in 2006 – voorzover nu valt te overzien – op z’n best een gemiddeld jaar volgt, en misschien zelfs dat nog niet eens als de olieprijs hoog blijft en de Euro nog sterker wordt. De veerkracht is helemaal verdwenen uit de Nederlandse economie. Dat blijkt het duidelijkst uit de rampzalige cijfers voor de investeringen van de bedrijven. In Nederland – en in een aantal andere Euro-landen – zijn die nog steeds vér onder de top van 2000 (bij ons 12% onder de piek). In de Verenigde Staten zijn de investeringen dit jaar daarentegen 11 procent boven de piek van 2000, met als gevolg dat Amerika een kwart op ons heeft gewonnen en naar verhouding nu meer investeert dan Nederland terwijl dat vroeger andersom was. De efficiency van de investeringen was per dollar altijd al een stuk hoger in Amerika dan in West-Europa, en dus staan de VS nu voorgesorteerd voor een duurzaam hogere groei dan de Eurozone.

In de Euro-zone zijn de investeringen gedaald van 22 procent van de economie naar 19 procent. De krimp duurt nu al vier jaar – uitzonderlijk lang en een signaal van een structurele verandering in de Europese economie. Terwijl de investeringen dalen in de oude EU-staten, kan de nieuwe lidstaat Slowakijke pochen op investeringen in de omvang van 35 procent van de economie.

Europese ondernemingen gaan een groot deel van hun industriele investeringen richten op de nieuwe EU-staten en op dynamische economieen in Azie. De beste vergelijking is met Manhattan in de Verenigde Staten of met Hong Kong in China. In New York City is de textiel-industrie verdwenen, maar de mode-ontwerpers blijven een voorkeur houden voor de grote stad. In Hong Kong worden ook geen overhemden meer genaaid, maar daarvoor in de plaats is er nu veel meer werk in de service-industrie. Dat Nederland niet mag produceren voor de beroemdste Nederlandse modeontwerpers, Viktor en Rolf, is niet erg, zolang Amsterdam maar aantrekkelijk is voor de bijpassende reclame, p.r. en financiering.

“Exciting” is een woord dat veel wordt gebruikt voor Manhattan of Hong Kong. De regering in het stijvere Singapore doet alle mogelijke pogingen om dat etiket ook dáár van toepassing te maken, omdat een grote stad spannend moet zijn om alle ontwerpers en andere creatieve dienstverleners aan boord te houden. Helaas is Nederland de laatste tijd vooral exciting omdat er politieke moorden worden gepleegd en geraamd. Een gezonde opwinding moet terugkomen in Nederland, zodat onze delta kan overleven op dezelfde manier als het dure Manhattan, het dure Hong Kong en het dure Singapore. Dat heeft niets van doen met loonmatiging (de mantra van het kabinet) of met minder sparen door de burgers (het laatste idee van De Nederlandsche Bank). “Exciting Holland” vraagt om een ander recept:
Een revolutie in de woningcorporaties zodat de corruptie verdwijnt en de steden de mensen kunnen behouden die ze het meest nodig hebben: de creatieve klasse;
Een gekozen burgemeester die wordt afgerekend op de criminaliteit en daarom grote bevoegdheden heeft over de politie;
Een lokale salarisschaal bij de politie, het onderwijs en de gezondheidszorg, zodat instellingen in de grote stad kunnen concurreren om goed personeel.

Dat is nog niet genoeg, maar ik schets de richting waarin grote steden kunnen overleven ondanks het vertrek van de industrie. De cijfers over de investeringen van de bedrijven zijn in Nederland zó slecht dat we er niet uitkomen met een beetje meer loonmatigen of een beetje meer sparen of een beetje gekozen burgemeester. Pas wanneer geemigreerde creatieve sterren als Viktor en Rolf voor een deel terugkomen en een kantoor openen in hun studiestad Arnhem of in Amsterdam, weten we dat Nederland weer op de goede weg is.

Leren van Amerika?

Wie dit leest zal geen probleem hebben om op economisch gebied het nodige op te steken in Amerika. Abonnees op FEM Business hebben economie of bedrijfskunde gestudeerd uit Amerikaanse boeken, daarna wellicht een MBA gehaald – een academische titel die zelfs de Fransen niet hebben durven vertalen als maitre des connaissances d’entreprise maar die ook in Parijs bekend staat onder de Amerikaanse afkorting master of business administration – en de meeste FEM Business lezers hebben te maken met Amerikaanse concurrenten, klanten of leveranciers.

Met zo’n internationale training is het niet moeilijk om de Cotes du Rhone wijn op te pikken in Frankrijk, het Hugo Boss kostuum in Duitsland en de beste management theorieen uit Amerika. Voor politici is dat moeilijker. Ze moeten rekening houden met emoties bij de kiezers die weigeren te luisteren naar verstandige ideeen wanneer die uit het foute land komen. Zolang 80 procent van de Nederlandse kiezers een hekel heeft aan President Bush, blijft het praktisch onmogelijk voor Nederlandse politici om naar Amerika te wijzen als gidsland op economisch gebied.

In een nieuw boek “The Power of Productivity” schrijft Bill Lewis, hoofd van het McKinsey Institute over de grote verschillen in efficiency tussen Amerika en vijf Europese landen. Hij noemt drie landen in Europa die kennelijk moeite hebben om goede ideeen over te nemen uit Amerika, en Nederland is één van de drie. “As we conducted our country studies of Germany, France and the Netherlands, we were surprised by the misunderstandings in the public economic debate. Sweden and the United Kingdom were considerably better…”

Bill Lewis suggereert dat Europeanen het zo moeilijk vinden om lessen te leren in Amerika vanwege gekrenkte trots. In twee Wereldoorlogen hebben Amerikaanse soldaten een Europese broedertwist moeten slechten. Europese tieners kijken liever naar Amerikaanse films dan naar gesubsidieerde films van eigen bodem. Amerika richt zich steeds meer op Azie en minder op Europa. Het oude continent voelt zich miskend door de nieuwe wereld.

Het is interessant om te speculeren waarom Engeland meer open staat voor Amerikaanse economische ideeen. Lewis noemt Margaret Thatcher als een Europese premier die er in slaagde om economische denkbeelden duidelijk te vertalen naar de kiezers. Hij memoreert haar succesvolle strijd tegen de vakbond van de mijnwerkers als voorbeeld van economische educatie. Premier Thatcher slaagde waar haar voorgangers Heath en Wilson hadden gefaald, namelijk om de kiezers uit te leggen dat de vakbond actie voerde tegen het algemeen belang. Nu is de wet veranderd en kunnen stakingen in Engeland niet veel kwaad meer doen.

Premier Balkenende is geen Thatcher. Alle suggesties om het Innovatie-platform, waar hij voorzitter van is, maar op te heffen, komen voort uit pessimisme over zijn pogingen om productiviteit en technologie duidelijk voor de kiezers onder woorden te brengen. Balkenende’s strategie van loonmatiging in combinatie met harmonie tussen regering, werkgevers en vakbonden, is 180 graden verschillend van het beleid in Amerika en maakt Nederland nog eens extra doof voor signalen uit de Verenigde Staten. Als Nederland wél open zou staan voor lessen uit een land dat 30 procent rijker is, gemiddeld veel hogere salarissen betaalt en minder werklozen heeft, wat zouden we dan kunnen leren van President Bush en zijn team? Vooral dit:

Alle kiezers zijn consumenten, en dat geeft hen een belang bij concurrentie, economische vrijheid en lage belastingen. Bovendien blijken concurrentie, vrijheid en lage belastingen ook een goed recept voor werkgelegenheid en dat is belangrijk voor diezelfde kiezers voorzover ze een baan hebben. De overheid heeft daarbij tot taak om burgers te beschermen tegen roofzucht van kartels of machtspolitiek van vakbonden.

Zo’n politieke opstelling is radikaal anders dan de overleg-strategie van een Nederlands kabinet, en economisch veel logischer dan de veronderstelling dat vakbonden en werkgevers meewerken aan het algemeen belang. Een Amerikaanse regering zou nooit toestaan dat één vergadering van pensioenfonds PGGM onder leiding van PvdA-politicus Alders bijna een miljoen werknemers in feite dwingt om vervroegd met pensioen te blijven gaan – of een dief te zijn van eigen portemonnee. Waarom zou zo’n besluit verplicht moeten gelden voor honderden verschillende instellingen en werkgevers in het hele land?

Nederland kan economisch zo veel leren van Amerika, maar het lukt niet. Emoties over President Bush bij de kiezers verhinderen de Nederlandse politici om positief te zijn over Amerika . En bovendien maakt de economische filosofie van Balkenende – bezuinigen en overleggen – blind voor de machtspositie van VNO-NCW, de grote pensioenfondsen en de vakbonden. Terwijl een klein land juist extra open zou moeten staan voor invloeden van buiten, vindt McKinsey-expert Lewis het Nederlandse debat slecht geinformeerd. Geen wonder, maar wel erg jammer, dat vorig jaar 40 duizend mensen genoeg hadden van Nederland en emigreerden.

Categories: Uncategorized